maandag 29 juli 2013

Hunebedden: Anloo (D8)


Om bij D8 te komen hebben we een eindje gewandeld. De auto bleef in Annen staan (vlak bij D9) en we liepen langs een bedrijventerreintje, wat bungalows, door een tunneltje onder de provinciale weg door, en toen opeens waren we in het Kniphorstbosch. Druk recreatieverkeer: mensen te paard, wandelaars, fietsers en wielrenners. Opletten geblazen dus.
Een eindje verder is het stiller, en daar ligt dan ook het hunebed.



Hier hing vast ook een bronzen plaquette. Gejat natuurlijk. Maar iemand heeft met een stift D8 geschreven, zodat we toch weten, waar we naar kijken.


 

In 1711 wordt er al gesproken over een hunebed bij Anloo. Dat zal deze wel geweest zijn.



Er is slechts één poortzijsteen aanwezig; maar als je goed kijkt zie je in de grond een verharding. Dat is het werk van Van Giffen. Het is een cementafdruk van het verdwenen poortzijstuk (een plombe). Hij heeft dat bij veel hunebedden laten doen, zodat we ons een vollediger beeld kunnen vormen.
Ook hier staat bij de ingang weer een informatiepaneel.




Tussen de bomen door schemert een open plek, er leidt een paadje naar toe.




Bij die naaldboom in het midden wappert wat afzettape. Er zijn een aantal kleine heuveltjes. Daar hebben twee hunebedden gelegen. Verdwenen, maar toch nog aanwezig.

En dan die heuvel links,


deze dus, dat is een grafheuvel. Er ligt misschien geen botje meer in, maar toch bestaat de dode nog, al is het alleen als een gedachte in ons hoofd. Er zijn hier nog veel meer grafheuvels. Dit bos is dan ook het eerste officiële Archeologische Rijksmonument van Nederland.

voor meer info klik hier

Stel je voor, dat je hier honderden, duizenden jaren ligt. Alles verandert, behalve de zon en de maan. Vlinders vliegen elke zomer rond je heuvel, in de herfst vliegen ganzen over, in de winter maakt de sneeuw het nog stiller. Wat je hier ziet is Tijd.


N 53 03.583
E 006 41.972

Anloo ligt in de gemeente Hunze en Aa

Bron: www.hunebedden.nl
Hunebedgids voor Groningen en Drenthe - Wijnand van den Sanden

Foto's:  P. M. van der Ploeg

vrijdag 26 juli 2013

Hunebedden: Schipborg (D7)

We gaan niet klagen over het weer. Maar om het een beetje gezond te houden ga je niet midden op de dag op de grote, stille heide ronddwalen. Zonnesteek of blikseminslag zijn niet te verwaarlozen risico's. Maar: tot elf uur 's ochtend is het buiten best te doen, de avonden zijn lang en draaglijk en tot slot is er zoiets als De Buienradar (en verwante sites). Zorgvuldig plannen dus, dan kom je nog ergens.

Zo zijn we bij het hunebed bij Schipborg geweest. Weer zo'n plek van onverwachte schoonheid. Aan de weg van Anloo naar Schipborg is een parkeerplaats. Even een stukje door het bos, en dan stuit je op een verborgen wereld:



Al wat je hoort is nu en dan een vogel en het gezoem en geknars van insecten. Zoet ruikt het, naar hars en gras en zomer.
We gaan linksaf, het pad naar het hunebed is duidelijk te zien.


We zagen zonet in het bos al ontzettend veel mieren, maar dit is nog even wat spectaculairder.



Dat willen we van dichtbij bekijken:


Een mier-made wolkenkrabber. En zo zijn er tientallen, tegen stammen opgebouwd, of gewoon midden in het gras. Kijk trouwens wel uit, mieren kunnen venijnig bijten.

Maar goed, waar is nu het hunebed? In de rand van het bos verscholen ligt hij er haast bescheiden bij.



Die twee stenen links vormen de ingangspartij, dat zijn de zogenoemde poortzijstenen. Het hunebed is nooit echt wetenschappelijk onderzocht.
In 1878 reisden twee Engelse heren door Drenthe om de hunebedden te bestuderen: Lukis en Dryden. Her en der staken ze een schop in de grond. Bij dit hunebed vonden ze, naar eigen zeggen, aardewerk en stukjes menselijk bot. Veel van hun vondsten schijnen in Londen te liggen. Ook hebben ze een schenking aan het Drents museum gedaan. Het ging er misschien niet allemaal even zorgvuldig aan toe, maar aan de andere kant hebben ze alle bezochte hunebedden nauwkeurig opgemeten en getekend, dat is ook wat waard.

We lopen er nog maar eens omheen.


Wat liggen die staanders ver uit elkaar. Dat was ooit allemaal opgevuld.


En het mos is zo dik, het lijkt wel een vachtje. Zo heeft ieder hunebed zijn eigen kenmerken, die ontstaan door de inwerking van tijd, weer en menselijk handelen. Hoe meer je er ziet, hoe meer daar je oog voor krijgt, leuk.

Terug naar de auto, nog even door het lange gras, genieten van het uitzicht.





N 53 03.663
E 006 41.080

Schipborg ligt in de gemeente Aa en Hunze

Foto's: P.M. van der Ploeg

Bron: Gids voor de hunebedden in Groningen en Drenthe - Wijnand van der Sanden


vrijdag 19 juli 2013

Fröbelen

Er wordt wat afgefröbeld in Nederland en ik doe vlijtig mee. Nu het zulk mooi weer is ben ik zelfs bereid ons terras wat aan te kleden. "Een verlengstuk van je woonkamer" zeggen stylisten dan. "Een verlengde van je badkamer", leek de vorige zomers meer op zijn plaats. Niet klagen: het weer in Nederland is tenminste nooit saai. En dit jaar hebben we fleurige bloembakken in plaats van mini-vijvers.
Zo kreeg ik dan ook opeens ernstig behoefte aan kleurige potjes. (Ja, ik weet het, ik heb er ook over getwitterd, maar niet iedereen volgt mij op Twitter, en dat is dan wel het understatement van het jaar).

Gelukkig had Revlie onlangs voorgedaan hoe dat moet:
http://www.revlie.typepad.com/

De truc met de Gesso kende ik niet, die zorgt er namelijk voor dat de kleurlak zich hecht.
In een dagje gepiept, vooral met dit weer. En het gaat tussen de bedrijven door, je bent er zo klaar mee.



De potjes had ik al, schoonboenen en laten drogen. Een super goedkoop kwastje (Action) die je na gebruik dus zonder bezwaar weg kunt gooien.



Twee lagen Gesso erop, tussentijds goed laten drogen. Dat gaat heel snel. Gesso heeft natuurlijk niet iedereen in huis. Je koopt het bij winkels met kunstschilderbenodigdheden, het blijft jaren goed.

Nu komt het leukste deel: de kleur. Iedereen heeft volgens mij resten verf (lak) in kelder of schuur staan. je verft een stoel, een vensterbank of wat dan ook en blijft met 3/4 pot zitten. "Zonde om weg te gooien", en daar staat het dan maar. Kies dus een leuke kleur en leef je uit.



Deze kleur was geloof ik voor de stoelen van oudste zoon. Net wat ik zocht. Plantjes er in en klaar.



Nu maar kijken hoe lang de verf het volhoudt. En anders gewoon een nieuw laagje.

Is dit mutsig? Reken maar! Kan me lekker niets schelen.



woensdag 17 juli 2013

Eetpatronen: vertrouwde Honig

Het is maar goed, dat wij zo nieuwsgierig zijn. Zo ging oudste zoon afgelopen week eens kijken in de "nieuwe" supermarkt van het belendende dorp. "Ze hebben een vakantiedoos van Honig" vertelde hij 's avonds. Of ik die al gezien had. Nou nee, dus de volgende ochtend op de fiets. En ja hoor, een oranje doos (past helemaal bij de "ik hou van Holland-hysterie van deze tijd). Op een bijgehangen A4-tje stond beschreven wat er in zit, maar daar had ik geen geduld voor. Pik binnen, 't is winter. Hebbe is hebbe en krijgen is de kunst.
De doos paste niet in de fietstas, viel onderweg op de straat, maar we zijn toch veilig thuisgekomen.
Hier staat hij dan.



De eerste vraag is: waarom is zo'n doos leuk? Wij zijn hier meer van de De Cecco en de Barelli pasta. En toch is die doos voor mij een absolute must-have.
Het is een beetje Sinterklaas, dat is het. Een combinatie van "vol verwachting klopt mijn hart" en nostalgie.




Dit zit er in:


Macaroni, mienestjes, spaghetti, pannenkoekenmix, mix voor macaroni en spaghetti, spaghettisaus bolognese, bami speciaal mix


Bijna alles "vertrouwd", zoals de soepen (zie 28-10-12). Mijn moeder gebruikte Honig macaroni en mie. Maar, realiseer ik me nu pas, nooit spaghetti. Waarom eigenlijk niet?
En nog iets: in 1985 kwamen er in Nederland nieuwe soorten pasta op de markt, zoals penne, lasagna, canneloni.... Waarom toen? En waarom hebben veel mensen die stap wel gemaakt, maar zijn bendes mensen bij de elleboogjes blijven hangen? En koken hun kinderen ook alleen maar met kleine pijpjes?
Vragen, vragen...

Wordt vervolgd!


maandag 15 juli 2013

Uitgelezen: Dit zijn de namen (35)

Tommy Wieringa: Dit zijn de namen

Als je tamelijk veel leest en dat jaren volhoudt krijg je vanzelf een relatie met bepaalde schrijvers. Ongezien koop je hun nieuwste werk. Bij anderen wacht je juist de recensies af, omdat je uit ervaring weet dat hun boeken je beurtelings wel en niet bevallen. Dat ligt niet aan de schrijver maar aan jouw persoonlijke makkes. Je kunt zeggen dat sommige schrijvers een zekere mate van krediet hebben verworven.
 Dus toen ik op een kwart van "Dit zijn de namen" was, dacht ik, en waar moet dit nu heen? Maar omdat het om een boek van Tommy Wieringa ging, las ik beleefd en hardnekkig verder. En ik kan nu wel zeggen dat het meer dan de moeite waard was.
Niet te veel verklappen. Zo zit het ongeveer:
Er zijn twee verhaallijnen.
  - een groep mensen wordt een grens over gesmokkeld, hen wordt de juiste richting gewezen: die kant op! en ze beginnen te lopen. Eindeloos door de steppe, ontberingen trotserend tot sommigen er dood bij neervallen.
 - politieman Beg houdt zich staande in de corrupte omgeving van een stadje ergens in een land, waarvan de naam ongetwijfeld eindigt op -stan. Of op -ië. Kazachstan, Turkmenistan, Kirgizië. Wat weten wij van die landen, behalve dat ze onderdeel uitmaakten van de Sovjet-Unie en ergens tussen hier en China liggen?
Eigenlijk bij toeval onmoet Beg een oude rabbi. Dat triggert zijn geheugen: een oud liedje komt bovendrijven en langzaam rijst bij hem het vermoeden dat zijn moeder (en dus hij) joods is. Hij herstelt het contact met zijn zus, gaat in de leer bij de rabbi. Hij is niet langer alleen. Het gevoel ergens bij te horen, een basisbehoefte van elk mens.
Natuurlijk komen die verhaallijnen bij elkaar. De woestijnzwervers komen op een dag aan in de stad van Beg.

Pas op het eind van het boek legt Wieringa het laatste puzzelstukje op tafel. En daarmee valt opeens alles samen, en blijkt de kern van het boek, het basisidee, van een oud-testamentarische schoonheid.
"Dus dat was de bedoeling" dacht ik. Die had ik niet zien aankomen. Dat heeft hij, de schrijver, mooi verborgen weten te houden. Wat briljant. Wat prachtig.
Zo karig is het boek in woorden, zo rijk aan ideeën. "Wieringa is te groot voor Nederland" las ik ergens. Nou, nou. Tikje overdreven? Alsof Nederland te klein en te kleinzielig is voor iemand met een rijke gedachtenwereld. Maar ik begrijp het nu wel. "Wieringa kan de hele wereld aan". Zo zit het.

zaterdag 13 juli 2013

Achter de Freylemaborg

Er is meer in Slochteren dan een gasbel. Waar alle wegen bij elkaar komen ligt de Freylemaborg. Eelijk is eerlijk, het is een beeldschoon gebouw. De borg is te bezoeken, in het schathuis is een restaurant gevestigd en er worden allerlei activiteiten georganiseerd.





Maar wij kwamen deze keer om eens helemaal van voor naar achteren te lopen. Het is namelijk een smal,maar zeer lang kavel. Voor een plattegrond:    klik hier

Ze spreken hier van opstrekkende heerden, die term ken ik alleen van de  boerderijen aan de kust, maar vooruit, het zal wel kloppen.

In de tuin en het bijbehorende bos tref je drie types tuinarchitectuur aan.

Om te beginnen een formeel gedeelte. Dat zie je voornamelijk vanaf de ingang, op het voorplein en langs het schathuis, het koetshuis en de orangerie.







Aan weerszijden en achter de borg herken je de Engelse landschapstuin: romantische doorkijkjes, monumentale bomen op precies de juiste plek.








De zichtas is nog duidelijk aanwezig




.
Ook de "landelijke" houten bruggetjes ontbreken niet.





Er zijn dan ook veel waterpartijen.




Aan de andere kant mag de natuur flink haar gang gaan. Dode bomen blijven gewoon staan, tot grote vreugde van vogels en insecten.



Het landgoed is een voortdurende mix van cultuur en natuur. Her en der staan en hangen nog glazen objecten van de expositie "Gas in glas".
Het allermooist vond ik deze:


Zo'n mooi landgoed, en tussen zonsopgang en zonsondergang mag je er helemaal voor niks wandelen. Er is een ruime parkeerplaats, maar ook de bus stopt vlakbij. In de nabijheid van de borg staan meer monumentale panden, die het bekijken meer dan waard zijn.
Vermeldenswaardig is ook nog de Zweedse kerstmarkt; erg druk, maar leuk: http://www.zweedsekerstmarkt.nl/

Meer informatie over de Freylemaborg: klik hier


Het dorp Slochteren is de naamgever van de gemeente Slochteren
Foto's: A.B. van der Ploeg en van Aag zelf

woensdag 10 juli 2013

Hunebedden: D32 Odoorn

Odoorn is een klein esdorp vlak bij Emmen. In het centrum ligt een oud kerkje, en er zijn veel uitspanningen om de vele fietsende toeristen van ijs, pannenkoeken en 3-gangen menu's te voorzien.
Aan de rand van het dorp ligt de begraafplaats. Bij de aula ligt een hoop stenen.


Als je het pad oploopt heb je een mooi uitzicht over de velden.


Daar bij die bosjes, daar gaan we straks heen. Eerst hier even kijken.



Nog steeds begraven we onze doden en zetten we stenen op een graf. En ook bomen horen op een begraafplaats.
Maar laten we verder gaan; aan dezelfde weg even verderop ligt ook een pad.


Als je dat oploopt en aan het eind naar links gaat, zie je dit:



Daar ligt hunebed D32. Het was ooit een vrij fors hunebed, maar nu is het nogal vervallen.



In 1958 werd het hunebed onderzocht door Van Giffen. Vóór de ingang werd een kuil gevonden. Daar lagen twee tamelijk oude bekers begraven. Maakten die deel uit van een ritueel? (En nooit staat er in zo'n boek vermeld waar die bekers dan gebleven zijn).
Loop nu even om het bosje heen en kijk weer uit over het veld, richting het dorp.



Zo kijk je van de ene begraafplaats naar de ander en vice versa. Wat je ziet is een verloop van tijd. Toen, nu, en van nu terug in de tijd.



Bron: Gids voor de hunebedden in Drenthe en Groningen - Wijnand van der Sanden

Odoorn ligt in de gemeente Borger-Odoorn
N 52 51.412
E 006 50.373

Foto's: van Aag zelf

vrijdag 5 juli 2013

Eetpatronen: opa, thee en Charles Dickens

Kijk, daar zijn ze weer. Mijn opa en opa en oom.


Ik logeerde dus regelmatig bij mijn opa Bee. En opa Bee had niet alleen een flat in de stad, maar ook een huisje aan het Paterswoldse Meer. Nou ja, huisje, het was een omgebouwde wagon. Regelmatig gingen wij daar heen. Opa ging dan aan de slag in de tuin/ het bos er om heen, en ik scharrelde er wat rond.
Tot opa het genoeg vond, dan was het theetijd. De thee werd in blauw-witte kopjes geschonken. Ook later, toen ik met vriendinnen regelmatig een weekend doorbracht in de wagon, vormden de theepot, het theelicht en de kopjes een vast punt: 's morgens bij het ontbijt en 's middags nog een pot.
Opa was een sobere man, maar bij de thee aten we lekkere biscuitjes. Hij zat dan in een hoekje met een van zijn favoriete schrijvers: Charles Dickens. Hij las de Pickwick Papers keer op keer, en lachte soms zo hard dat zijn stoel er van kraakte. En ik zat aan de tafel, in net zo'n stoel en las een boek van Meyer Sluyser; die stonden bij opa in de boekenkast.
Toen de wagon gesloopt werd heb ik een stoel mee naar huis genomen:






En Meyer Sluyser staat nu hier in de kast. Soms herlees ik ze.


De Pickwick Papers heb ik één keer geprobeerd, ik vond er niet veel aan. Ik was er te jong voor, denk ik. Maar inmiddels is Charles Dickens een van mijn favoriete schrijvers. Bleak House is wat mij betreft een van de beste boeken ooit. En om Nicholas Nickleby moet ik altijd huilen.

mooi bandje!

Dus vooruit: uit de kast gehaald en klaargelegd. Een deze dagen begin ik er aan. Met een beetje plechtig gevoel. Alsof ik mijn opa weer tegen kom.


Penguin-editie

Ondertussen is het wel een mooi voorbeeld van conditionering: als ik lees, dan moet er thee bij zijn, en iets te eten. Hoe zou dat toch komen?





Voor meer info over Meyer Sluyser: klik hier.

donderdag 4 juli 2013

Uitgelezen: Post voor mevrouw Bromley (34)

Stefan Brijs: Post voor mevrouw Bromley.

Google deze titel en tientallen besprekingen staan tot je beschikking. Dit boek heeft velen getroffen.

Een korte beschrijving dan maar.
Het boek bestaat uit drie delen: het Thuisfront, Het West Front en London.
Deel 1: John Patterson leeft met zijn vader in een kelderwoninkje in een volksbuurt van London. De familie Bromley woont vlakbij, met hen heeft John een bijzondere band. John's vader is postbode met een passie voor boeken: elke wand in de kamer is tot het plafond gevuld met boekenplanken. Mede daardoor gaat John studeren. Dit in tegenstelling tot zijn vriend Martin Bromley die dan al in de havens werkt.
Als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt gaat dat gepaard met een enorme uitbarsting van patriotisme. De sociale druk op elke jonge man om in dienst te gaan is enorm. Ook John krijgt hier mee te maken; zijn verliefdheid op Martins zusje Mary lijkt een hopeloze zaak, als ze hem een witte veer toesteekt. Martin is dan al in het leger: hij probeert voor zijn vertrek John te bewegen zich ook aan te melden. John wil echter voor alles met rust gelaten worden en verder studeren. Zijn vader, ondertussen, gaat steeds dieper gebukt onder zijn taak: het bezorgen van de vele brieven van het leger, waarmee families op de hoogte worden gesteld van de dood van vader, man of zoon. Soms houdt hij brieven achter, om zo de families te sparen.
Keerpunt is de zomer waarin John én zakt voor zijn tentamens én zijn vader sterft tijdens een bombardement. Hier eindigt deel 1.
Deel 2: John is inmiddels in dienst gegaan, en staat op het punt af te reizen naar het front. Eenmaal in Frankrijk aangekomen wordt hij aangesteld als oppasser voor luitenant Ashwell. Een van zijn taken is het rondbrengen en versturen van post. In zijn geliefde Keats-bundel zitten nog steeds brieven die zijn vader niet heeft bezorgd, waaronder die van Martin Bromley. Ondanks zijn afschuw van de hypocrisie van die doodsaanzeggingen (iedereen is een held, niemand heeft geleden), maakt hij zich zelf ook schuldig aan bedrog: hij schrijft mevrouw Bromley dat Martin gezien zou zijn, en dat het goed met hem zou gaan. Wel gaat hij op zoek naar de omstandigheden van Martins dood.
Ondertussen woedt de oorlog voort, en steeds duidelijker wordt hoe gruwelijk de realiteit is en tot welk een waanzin dit bij sommigen leidt.
Vlak voor een grote aanval, krijgt John een paar dagen verlof, hij reist naar Poperinge en treft daar een buurtgenoot, die hem op de hoogte stelt van de omstandigheden rond Martin Bromley's dood.
John is net op tijd terug, op Paasmaandag 1917 maakt hij deel uit van een grote aanvalsoperatie. Hij slaagt erin de Duitse linie te bereiken, die verlaten lijkt. Lijkt, want er staat toch onverwacht een Duitse soldaat, een kind nog, met een handgranaat...
Deel 3: slechts enkele bladzijden. John komt met een aantal van zijn makkers aan in London. hij zit in een rolstoel. Een brief van mevrouw Bromley wordt geciteerd, zij zal voor hem gaan zorgen. Op het station worden ze ingehaald als helden.


Er zijn twee manieren om geschiedenis te schrijven:
Je beschrijft het grote geheel, de processen, met hier en daar details ter verduidelijking.
Of, je volgt het leven van een individu, en aan de hand daarvan probeer je het grote verhaal duidelijk te maken. Dit boek is daar een geslaagd voorbeeld van.
Veel mensen schrijven dat ze er veel van hebben geleerd, het uitdelen van witte veren bijvoorbeeld, schijnt voor velen een onbekend iets te zijn. Misschien is die Grote Oorlog wat weggezakt, toen er een Tweede achteraan kwam met zijn eigen gruwelen.
Het taalgebruik is het zwakste punt: vooral de dialogen zijn houterig, weinig naturel.
Voor de liefhebber zijn er veel verwijzingen naar Dickens, Keats, etc.
Mijn geschiedenisleraar zei eens: als het economisch slecht gaat komen altijd dezelfde thema's bovendrijven; leven en dood.
Als het over oorlog gaat is dat net zo: wat is een held? wat is moed? Als iemand verdwaasd door shellshock wegloopt, is hij dan laf?  De schrijver registreert, hij doet verslag, de lezer blijft met zulke vragen achter.



Voor een zeer uitgebreide boekbespreking: klik hier

Als John in Poperinge belandt, op zoek naar meer duidelijkheid over Martin Bromley, komt hij terecht in Talbot House. Het huis heeft echt bestaan, sterker nog, het staat er nog steeds en er is een museum in gevestigd. Met een alleraardigste site: klik hier






woensdag 3 juli 2013

Aardbeving in Groningen

Hier in het noorden zijn veel mensen er van overtuigd dat, als die aardbevingen in de Randstad waren, er heel anders opgetreden zou worden.
Ik laat nog maar eens zien wat een mooie dingen hier zijn. Dat dat verloren zou kunnen gaan is een grof schandaal.

 
Middelstum

Loppersum


Appingedam

Anno 2013 in de tijd van Kamp schudt de aarde onze kerken en huizen. Hij kwam met lege handen en lege woorden.
Zoiets kan er wel bijgeschilderd worden. Cynisme viert hier hoogtij.








maandag 1 juli 2013

Taart in een fietstas

Ik heb een zwak voor bakkers. Dorpsbakkers, wel te verstaan. Van die kleine winkeltjes, in een ruimte, die ooit een voorkamer was. De bakkerij in een rij aanbouwsels. Met een bakker die roggebrood bakt, zoals zijn opa dat ook deed.
In Sebaldeburen bleek ook zo'n bakker te zijn. We kochten: een volkoren, een wit, een zak verrukkelijke vruchtensnoepjes van Donkers en twee zomerkoeken.

favoriete snoepjes van opa!

Maar eerst was een mevrouw aan de beurt, die een taart kocht. De taart ging in zo'n witte doos. Eenmaal buiten zette ze de doos op zijn kantje in de fietstas. Dat kon best, want hij ging toch met de post naar Zweden.
Nu vraag ik me steeds af wie daar dan woont. Een oude broer met heimwee? Kleinkinderen?  Die taart wordt bezorgd door een echte Zweedse postbode, bij een rood houten huis. En dan met zijn allen om de houten tafel, allemaal een taartpunt op een oud, Nederlands gebakschoteltje. Alsof ik door een raampje naar binnen kan kijken, zo zie ik het voor me.
Ga vooral naar bakkers in kleine dorpen. Je maakt nog eens wat mee.