woensdag 18 november 2015

Nuttige handwerken

Afgelopen zomer waren man en ik in een kringloopwinkel in Vlagtwedde. Daar vond ik een kleedje, ik heb het meteen gekocht.



Een simpel gevalletje, niet bijzonder mooi, wat moet je daar nou weer mee? En hoe zit het met "minder spullen?"

Zoals met zoveel spullen: dat borduurwerkje staat voor iets.

Het eerste handwerkje dat ik op school maakte was zo'n kleedje. Iets kleiner, en ik had voor oranje en groen gekozen, maar verder een kopie van dit werkje. Tijdens een van onze vele verhuizingen en de daar aan voorafgaande selectieprocedure heb ik hem waarschijnlijk weggegooid.

Ik zat op een tamelijk moderne Lagere School. Desalnietemin: vanaf de derde klas gingen de meisjes twee maal per week naar een ander klaslokaal, waar de juf van de eerste/tweede klas zat te wachten. Haar eigen leerlingetjes waren dan al vrij. Twee keer drie kwartier kregen wij dan "handwerkles". Voornamelijk breien en borduren, eerst rechte lapjes en rechte steken, later ingewikkelder patronen.
Vooral het breien was een drama: we breiden met katoen op stalen pennen. Als het dan warm was werd zo'n werkje een vod in die zweterige handjes. Onervaren breisters trekken de draad vaak strak aan: de steken wilden dan niet meer over de naalden glijden. En o wee, als je een steek had laten vallen. Dan stond je in de rij bij juf's bureau, die geduldig al die gevallen steken weer opraapte.
Als je niet genoeg opschoot met je werkje moest je het mee naar huis nemen om daar verder te breien (wat inhield dat veel moeders al dan niet een stukje uithaalden en er een aantal naadjes bijbreiden).



oefenlapjes plm. 1940-'50, door Es

En de jongens dan? Ja, die gingen leuke dingen doen met de meester: timmeren, kleien. In de zesde klas heb ik daar mijn beklag over gedaan, bij de meester. Ik vond het gewoon niet eerlijk: ik wilde ook wel timmeren. Hij lachte wat, maar er veranderde niets.


merklapje, door zus Wee

Door dat handwerkregime had ik zo'n hekel gekregen aan breien, dat ik het jaren niet meer gedaan heb. Tot mijn zeventiende ongeveer. Toen kocht ik acryl garen bij Warenhuis Thomas (soms mis ik die winkel!) en breide een-twee-hup, een trui voor mezelf. Zonder patroon, gewoon eigen ontwerp. En toen nog één. En toen ging ik echt los. "I like making things" zei laatst een deelneemster in Pointless. En zo is het.

Handwerken staat niet meer in het lesprogramma. Is dat erg? Welnee. Overal kun je cursussen volgen en op internet staan zoveel tutorials en filmpjes. Ik leer op één middag meer dan ik ooit op school heb geleerd. Maar een beetje jammer is het misschien wel: om met elkaar in een kring rustig te zitten prutsen, het had wel wat.

geboortelap



zondag 8 november 2015

Wandelen door Bellingwolde

In steden en grotere dorpen werden huizen vaak met wijken tegelijk gebouwd (Er heerst hier krimp, vandaar dat ik in de verleden tijd spreek). Zo'n wijk is dan later makkelijk in de tijd te plaatsen; immers, de stijl van de woningen is kenmerkend voor de tijd waarin ze werden gebouwd.
In lint- en streekdorpen zoals Bellingwolde, de Pekela's en Vriescheloo is dat anders.
Waar een perceel vrijkomt wordt een huis gebouwd, naar de smaak van de eigenaar en de mode van de tijd. Zodoende is een wandeling door Bellingwolde een voortdurende afwisseling.

Allerlei namen gaan dan door je hoofd: villa, rentenierswoning, herenboerderij, doorzonwoning, jaren-30-woning, boerderette, arbeidershuisje, bungalow. Het wordt een soort bouwgeschiedenispuzzel: zet in chronologische volgorde:












Van sommige weet ik het niet precies, maar op internet is veel te vinden, bv op het monumentenregister.




Het is vooral het blauw dat dit huis zo mooi maakt. Die raampjes bovenaan: ik vind het net Mondriaan.


Er zijn ook mensen die niet van pottekijkers houden, die hebben een grote haag voor hun huis. Dan zie je alleen een (heel mooi) bovenlichtje.



Dat snap ik wel, en ik probeer zo discreet mogelijk te fotograferen. En bij deze sorry voor de overlast. Maar ja, oude huizen hebben geschiedenis, en de geschiedenis is van ons allemaal.


foto's: A.B. van der Ploeg en van Aag zelf





donderdag 5 november 2015

Het Medisch Circuit

Toen ik, na alarmerend hoge bloedsuikerwaarden, bij de huisarts verscheen, zei ze: "En dan gaat u nu Het Medisch Circuit in". Dat klonk licht dramatisch. Wat stond me te wachten?

Na een half jaar heb ik zo'n beetje een indruk hoe het gaat.
De huisarts bepaalt het beleid van de behandeling. Aan de praktijk is een diabetes-verpleegkundige verbonden, die mij onder haar hoede nam. Vooral in het begin ging ik daar vaak heen, bloed prikken, waarden bekijken, pillen voorschrijven, méér pillen en nog meer.... Informatie te over, met folders en veel praten.

prikkers, meetapparaatje, gaasjes

Voor de medicijen ga je (uiteraard) naar de apotheker. Ook hier veel informatie en begeleiding, met folders over hyper en hypo, voedingsadviezen.
Ik mocht naar de diëtiste. Eigenwijs als ik ben, heb ik daar tot nu toe voor bedankt. Dat is een privé-afwijking van me. Ik verbeeld me graag voldoende van voeding te weten. Ga er vooral heen. Even zo goed: die diëtist staat ook voor mij klaar.
Eén keer per jaar krijg je een uitgebreid onderzoek, één keer in de drie maanden een kleinere variant. Dit heeft de praktijk uitbesteed aan een derde partij, in mijn geval Certe.

de ingang

Buisjes bloed, meten is weten, dus wegen, urineonderzoek, voetonderzoek, praten en informeren. Op het lab in Groningen wordt alles onderzocht. Daar kijkt een internist naar de uitslagen. Hij/zij geeft gevraagd en ongevraagd advies aan je huisarts. Ook daar zijn dus mensen bezig voor jou.


bloed prikken

Eén keer in de twee jaar worden er oogfoto's gemaakt. Dit om je netvliezen te controleren, die kunnen namelijk door de diabetes aangetast raken.

oogfoto-apparaat

De foto's worden bekeken door een oogarts, de uitslag gaat weer naar de huisarts.

Ik heb voor het eerst een griepprik gekregen, dat leek ons verstandig. Staat ook tot mijn beschikking.

Tenslotte is het verstandig om naar een pedicure te gaan, of een podoloog. Dat is de enige deskundige, die je zelf moet betalen. Je moet heel goed op je voeten passen, dat is me inmiddels wel duidelijk.

In het begin komt er dus ontzettend veel op je af. En daarnaast was ik in ieder geval erg beroerd van de medicijnen, met veel pijn. Maar ja, ik geef (bijna) nooit op, en nu gaat het uitzonderlijk goed.

"Ja, maar je komt nooit meer uit dat Medische Circuit!" Nou en? Al die mensen die voor mij klaarstaan, moet ik daar over gaan klagen? En die 8 pillen die ik elke dag moest slikken zijn niet lang geleden uitgevonden, voor mij dus op tijd. En ze werken!
Zullen we het even hebben over de zorg voor diabetici in andere landen? Waar je, hoe goed je ook bent verzekerd, voor elk bloedonderzoek minstens 80 euro moet betalen? Waar geen medicijnen te krijgen zijn? Waar geen zorg meer is? Of waar je, als je arm bent, gewoon pech hebt, en geen zorg krijgt?
Bovendien, je hebt de zaken zelf in de hand, Zeker, het is moeilijk om goed te koken en te eten, als je niet fit bent, maar hup, doorzetten!
Als ze langs willen komen, en het komt niet uit, zeg dat dan: je komt wel op het spreekuur. Als een tijdstip niet uitkomt maak je een nieuwe afspraak. Stel vragen: wat zijn dat voor medicijnen, wat doen ze voor me? Je beheert zelf je agenda, en je kunt altijd overleggen. Zij zijn deskundig, doe er je voordeel mee, maar je bent zelf de baas. En prijs je honderdduizendmaal gelukkig: je hebt een chronische ziekte, bad luck, maar je woont hier.