zondag 25 december 2016

Een boek per week

In januari ben ik begonnen met "een boek per week". Een project waar veel mensen aan meedoen, via Twitter en andere social media doen ze verslag. Het was niet zozeer een goed voornemen als wel een experiment: zou het lukken?
Elke week een boek uitlezen, dat zijn 52 boeken in een jaar tijd. Ik besloot een leesdossier bij te houden; de ervaring had me inmiddels geleerd dat je boeken domweg vergeet, ook al heb je ze van kaft tot kaft uitgelezen.
In het dossier noteerde ik wat extra gegevens: is de schrijver man of vrouw, in welke taal las ik het boek, wat is de nationaliteit van de schrijver, enz.
Meer mensen doen dat, bijvoorbeeld omdat ze vinden dat hun leesvoer politiek correct moet zijn. Een soort evenredige vertegenwoordiging. Persoonlijk vind ik dat onzin. Als je als volwassen mens al niet mag lezen waar je zin in hebt, wanneer mag het dan wel? Zoals ik al eens eerder zei: als het over andere disciplines gaat (muziek, schilderkunst) mag je je eigen smaak volgen. Alleen bij Literatuur is er opeens een lijst met Verplichte Nummers, die elk jaar aangevuld wordt met nieuwe titels.
Daar doe ik niet aan mee; ik maakte de aantekeningen om mijn eigen leesgedrag te doorgronden. Vaak denk je jezelf te kennen, maar is de praktijk net even anders.

Goed: ik heb tot nu toe 53 titels gelezen (ben nog bezig in Great Expectations, maar ik denk niet dat ik die dit jaar nog uit krijg). Dat valt me alleszins mee. Lezen is ook discipline, en zo'n afspraak met jezelf werkt. Vrijdags dacht ik weleens: "kom, nu lezen, anders krijg je je boek niet uit".
Er waren wel boeken die ik niet leuk vond, die heb ik niet opgenomen.
Iets meer mannen dan vrouwen las ik. Meest Nederlandstalig, behoorlijk veel Engels en drie Duits.
Van al die boeken noem ik hier mijn persoonlijke favorieten.
Om te beginnen Augustus van John Williams. daar heb ik eerder over geblogd,op 20-04-2016.


Geweldig boek, die komt op mijn verjaardagslijstje.
Het volgende boek heb ik zelf. Er zijn van die boeken, die pakken je onder je armen, tillen je, hup, 20 cm van de vloer, rammelen je door elkaar en zetten je dan weer neer. Eenmaal uitgelezen wankel je door de dagen heen, totdat je je evenwicht weer hebt gevonden. Dat gold zeker voor A God in Ruins. Geen gemakkelijk boek, en misschien minder goed dan zijn voorganger Life after Life, maar ik vind het geweldig.



Na zo'n boek lees ik niet meteen verder, een rustpauze van een paar dagen, en dan iets licht, aub. We vermaken ons erg met de Eifel-krimi's van Jacques Berndorf. Geestig, maar tegelijk maatschappijkritisch zonder te drammen. Bovendien is de couleur locale voor ons erg herkenbaar. Zo'n pocket gaat er dan lekker tussendoor.

Als Nederlands boek wil ik Reizen zonder John aanraden. Zeker met de Amerikaanse verkiezingen net achter de kiezen is dit boek heel geschikt, het leest ook prettig.




De grootste verrassing voor mij waren de boeken van Wilkie Collins: gratis via het Gutenbergproject op de e-reader te downloaden. Geestig, spannend en zeer goed te lezen.

Naast A God in Ruins heb ik Birdsong (over WO I) en Het Boschhuisch (deels WOII) gelezen.
Daarna moest ik echt even bijkomen. Na zoveel ellende wist ik niet wat ik nu van de plank moest halen. Van uitstel dreigt dan afstel. En kijk, ook nu werkte mijn lijstje weer. Ik keek eens naar de gelezen boeken, las de lijstjes (bv Best Crime top 100, The Big Read, etc) die ik bewaar en kon de draad weer oppakken.




Conclusie: voor mij werkt het. Ik heb meer en met plezier gelezen en kan het iedereen die ook graag leest aanraden. Ik ga door. En omdat ik nu weet dat ik het kan, durf ik nu ook wat meer eisen te stellen. Ik wil komend jaar Joseph Roth in het Duits lezen en nog een titel van Dickens. Ik zoek zo'n schema van Pieter Steinz uit en ga de daarop genoemde boeken lezen. En dat is wel even genoeg gepland. Alvast een volboekig Nieuwjaar!

Voor wie wil zien welke boeken ik allemaal heb gelezen: kijk op Pinteres (button rechtsbovenaan).

woensdag 30 november 2016

Appels en peren

Enige tijd geleden las ik een artikel in de krant over het teveel aan appels en peren.

lees hier maar.

Het eindigt met de oproep 10 kg appels en peren te kopen, en wat tips om die emmer vol fruit te verwerken.  We stonden op het punt een weekje weg te gaan, dan is zoiets niet handig, dus ik sloeg het artikel op.
Later las ik nog een ander stukje: een appelteler die wanhopig vertelde dat zijn gebruikelijke afnemer zijn appels niet wou "omdat ze te groot zijn". In het voorjaar had een hagelstorm het grootste gedeelte van de bloesem vernield. Weinig appeltjes aan één tak betekent veel groeiruimte. Dus, hup, daar gingen ze; grote blozende wangen, waar niemand in wil bijten. Die meneer heeft het hele jaar dus voor niets gewerkt. En waar moeten zijn appels nu heen?

Eenmaal weer thuis gingen wij in gestrekte draf naar een Landwinkel in de omgeving. Het was volop herfst, maar binnen was het al helemaal winters ingericht.

de site van de winkel

Appels en peren in alle soorten en maten. Mijn oog viel op zakken met 5 kg "moesperen" en "moesappels".  Dat is fruit dat niet als handfruit kan worden verkocht, omdat er een plekje op zit, of omdat de vorm niet perfect is, of, ja hoor, omdat het formaat te groot is. Precies wat ik zocht.



Zo'n zak kostte 2,50 euro. Ik zocht er nog wat losse handappels bij, we kochten kaas en worst en een schattig chocolade kerstboompje en koek van de beroemdste bakker van Groningen. Een prachtige wijnstok mochten we gratis meenemen: "decoratiemateriaal".



Stomtoevallig las ik die avond over een "Brown Betty". Lang leve internet, ik vond diverse recepten, waaronder deze van de befaamde Mary Berry. (het recept wordt afwisselend "echt Engels", dan wel "echt Amerikaans" genoemd, reuze authentiek dus).

klik hier en bakken maar

Gemaakt van dunne schijfjes appel en oud brood, een echt restjesgerecht.



Het gebakken broodkruim geeft het gerecht een heerlijke structuur, we vonden het allemaal verschrikkelijk lekker.

Betty 

  Met slagroom, custard, yoghurt, of wat je maar in huis hebt. Ultiem comfortfood.



Ik maakte van 1 kilo peren jam met speculaaskruiden. Van de volgende kilo ga ik jam met gember maken. Beide recepten vond ik op internet.

Anne van Papilles et Pupilles heeft een heerlijk recept voor clafoutis met appel en gedroogde pruimen:
verrukkelijk!










Ik heb nog een aardige stapel liggen, maar dat komt wel goed. Door de muesli, in de cake, op de boterham, door de salade, gaat u maar door. Van de appels die ik overhoud maak ik sap, en daarvan maak ik gelei. Die is overal voor te gebruiken: op de boterham, over de taart voor een glanzend laagje, door de jus bij varkensvlees.

Denk je toch: 10 kg is echt teveel, dan kun je natuurlijk ook samen met iemand gaan appelen: gezellig een kook-/bakmiddag, met pannenkoeken toe.

En kom aan, het is de tijd van geven en delen. Voor buiten, in de boom. Snijden, touwtje er aan en een dagje binnen laten drogen, dan verschimmelt het minder gauw.



NB: ook op recepten rust copyright, en sommige koks zijn daar erg fel op. Vandaar de linkjes, en niet het recept.


maandag 21 november 2016

Vakantie: een onzichtbare grens

Ons bungalowparkje lag op een schiereiland. Voor de korte route kies je voor de pont, de lange route loopt rond over het gehele schiereiland.

Het was raar hoor, het puntje behoorde bij West-Duitsland, de rest was DDR. En toen we een eindje gingen rijden, om daarna rond te kijken in Dassow, een stadje verderop, kregen we een behoorlijke cultuurschok. Die grens, die is er niet meer. Het schijnt een muur geweest te zijn, van drie meter hoog en drie kilometer lengte, dwars over het eiland. Niets meer van over, behalve ergens een monumentje. We reden een weggetje in, een gehucht door en bats, we waren in een andere wereld. Vervallen loodsen, en wat huizen. Golvend landschap, omgeploegde velden, klaar voor de winter. Hier en daar nog groen, van nog te oogsten bieten. Zo stil was het.



Pas later bedacht ik: geen prikkeldraad, geen hekjes. Geen mijn grond, jouw grond (en ook geen masten). Wat wist ik eigenlijk van de landbouw in de DDR? "Geleide plan-economie". Zo'n begrip uit mijn middelbare schooltijd, dat dan opeens naar boven komt. Maar we hebben het toen voornamelijk over de USSR gehad. Hoewel de rest van het toenmalige Oostblok wel naar dat model zal zijn gevormd, wéét ik het niet echt. En ik begrijp donders goed dat wat ik toen te horen kreeg gekleurd werd door de mores van die tijd. Dus nogmaals: wat wist ik er eigenlijk van? Niets, helemaal niets.
Uiteindelijk hebben we één, als zodanig herkenbare boerderij gezien, en die was indrukwekkend groot (en oud).

Over de landbouw heb ik op Wikipedia een klein stukje gevonden: lees hier

We reden door een ander land, dat was ons al wel duidelijk. Bij Dassow aangekomen namen we een afslag te vroeg. In plaats van in de hoofdstraat terecht te komen reden we langzaam een zijstraat in.




 Langzaam ja, want snel zou niet gaan.



Het was alsof we in een verhaal van John Le Carré waren terecht gekomen. Het weer was beroerd, hoor, donker, nat en koud. We roken de houtvuren. De huizen waren meest goed onderhouden, met hier en daar een vervallen pand ertussen, ook dat is niet ongewoon. Ooit moet het een rijk stadje geweest zijn.


De kerk was oud en tamelijk groot en nog steeds aanwezig,


Wat maakte alles nou zo anders? Ik denk het gebrek aan kleur. Geen bloemen en/of planten voor de ramen. Geen schemerlampen aan, alvast lichtjes voor de sfeer. Geen pompoenen, overgebleven van Allerzielen en Allerheiligen. De gordijnen potdicht en ondoorzichtig. Grijs, grauw, afwerend. Gesloten, dat was het. En toen begreep ik ook wat buitenlanders bedoelen als ze zeggen dat Nederlanders zo open zijn. Want dit hier was volkomen het tegenovergestelde. Je kunt nog zoveel lezen, films en documentaires kijken, maar twee minuten rijden door die straat en je voelt het in je botten: heel erg foute boel.

Niet veel foto's nee, en die zeggen ook niet wat we voelden. Maar geloof me, die mensen vinden het absoluut niet leuk, als er iemand staat te fotograferen.






Ik heb nu een heleboel vragen. En niet over de politiek, of over de staatscontrole over alles en iedereen, maar praktische vragen. Want: hoe ging dat dan, toen? Er is nu, aan de rand van het dorp, een Penny (supermarkt), die op zich al een belevenis is. Maar hoe zag de dorpswinkel er voor de Wende uit? Hoe zal het zijn om na zoveel jaren een bedrijf te leiden met winstoogmerk? Hoe ging de boer de nieuwe tijd in? Wat was zijn grond? Wie zouden zijn afnemers worden? Waar kreeg hij zaaigoed? Vragen die mensen zich af hoe lang deze fase gaat duren? Wat er hierna komt?

Ik realiseer me nu pas wat een enorm project het geweest moet zijn en nog steeds is. Of lagen er plannen klaar, voor áls? (het was tenslotte geen Brexit).

Je gaat een weekje op vakantie om wat bij te komen en opeens wordt je wereldbeeld een stukje verder ingekleurd. Het was erg indrukwekkend. Dat is mooi.

zondag 13 november 2016

Vakantie op Priwall

Al jaren gaan wij begin november een weekje weg. Dat bevalt ons heel goed. Om te beginnen is het dan het allerlaagste laagseizoen met als voordeel dat de prijzen ook laag zijn. Het weer is over het algemeen nog goed, koud maar droog, de bomen hebben nog herfstkleuren. En er is nog een voordeel (vind ik dan). De plaatsen die wij bezoeken hebben als het ware twee gezichten. Het toeristische plaatje en het achter-de-schermen plaatje, waarin de bewoners hun eigen gang gaan: kinderen naar en van school, boodschappen doen, werk, huishouden, met de buren kletsen. Het dagelijkse leven van mensen in een ander land, dat in het hoogseizoen verstopt gaat achter de drukte. Dat vind ik nu eenmaal interessant om te zien.

foto van een eerdere novembervakantie
Dit jaar zijn we eens niet naar de Eifel of de Moezel gegaan, maar de andere kant op, naar de rand van de Oostzee: naar het schiereilandje Priwall, tegenover Travemünde.




We hebben een huisje gehuurd in een park aan het strand. En al huren we meestal bij dezelfde organisatie, het is altijd weer een verrassing wat je aantreft.

De huizen zijn een soort Zweedse stuga's.


Veel ramen, veel licht. En ja, we zijn in Duitsland, dat betekent vaak elektrisch koken. Ik ben nogal van het (gas)vuur, maar we redden ons er wel mee.


Wat opvalt is dat hier zoveel mensen fietsen. Logisch, voor de boodschappen en de markt moet je even met de pont naar de overkant en dan is een fiets wel zo makkelijk. Daar is wat op bedacht.


Fietsenstanders aan de muur. Nooit eerder gezien, terwijl het zo voor de hand ligt.

Naast de voordeur zat een haakje. Na enig peinzen besloot ik dat ik daar mijn natte paraplu aan kon hangen. Waar zou het anders voor zijn?


Wat het aller-, allerfijnste in Duitsland is? De bakkers! Elke ochtend bij het eerste rondje met de hond haalt man verse knapperige broodjes. Hier op Priwall kan dat bij een stalletje tegenover de ingang van de camping.



De foto is niet zo duidelijk, maar ja, om half acht 's ochtends en een hond aan de riem? Dan lukt het allemaal nog niet zo. De broodjes waren wel gelukt. Die kun je ook laten bezorgen, dan moet je een stevige tas klaarhangen, naast de voordeur. Daar is dat haakje dus voor!

Van de reeds genoemde pont hebben we veelvuldig gebruik gemaakt. Denk je elke dag met de auto naar de overkant te gaan, koop dan een weekkaart, dat kan dan uit. Maar ga ook een keer lopend, dat is zo leuk!



En dan het weer: dat was dus niet zo best. Maar je kunt ook zeggen dat we op wintersport zijn geweest en dan valt het alleszins mee. Mooie plaatjes toch?




Het was zo heerlijk, en we hebben in de vier á vijf dagen dat we op pad konden best veel gezien. Zo dichtbij en toch een andere wereld. Wordt vervolgd.

maandag 24 oktober 2016

Boerderijen

"Doen jullie nog leuke projecten?" vroeg mijn tante onlangs.
Uh, nee. Niet zoveel toch? Na zo'n lange tijd van ziekte en malaise ben ik voornamelijk bezig met het inhalen van achterstallig onderhoud op diverse fronten: conditie, huis, interieur, sociale contacten.
Maar bij nader inzien hebben we de afgelopen maanden best veel gedaan.

Zo heb ik bijvoorbeeld Het Hoefijzer uitgewandeld.



We liepen vanaf het begin van Bellingwolde (driesprong Oudeschans-Duitsland-Bellingwolde) naar Blijham. En op een wat nevelige, maar mooie nazomerdag liep ik het laatste stuk, tot de brug over de Westerwoldse Aa. Van daaruit heb je een goed overzicht.



Links (noordelijke richting) kijk je naar het Oldambt: eindeloze velden met graan, aardappels. bieten, en in het voorjaar juichend-gele velden met koolzaad.
Rechtdoor loopt de weg via Bellingwolde naar Rhede.


Rechts (zuidelijke richting) zie je op afstand de bomen die de weg door Vriescheloo en Wedde omzomen, daar is het nog Westerwolde.


En als ik me helemaal omdraai en terugkijk: nieuwe aanplant. Je ziet de boog van het hoefijzer ontstaan.



Langs dit korte stukje weg zie je de geschiedenis van de landbouw. Er staan namelijk nogal wat boerderijen.

dit is een ouwetje, 1724 staat er op

De meeste aandacht gaat meestal uit naar drie naast elkaar liggende kasten van huizen.


Herenboerderijen met "Engelse slingertuinen". Ik vind de volgende boerderijen minstens zo interessant.


Een voorhuis met daaraan een enorm groot tussenstuk. Zijn het twee woningen? Voor de opvolger en zijn ouders?

Bij deze is ooit het voorhuis afgebroken en een voor die tijd modern huis opgebouwd (jaren 50/60 van de vorige eeuw, vermoed ik). De schuur voldeed nog.


Na de oorlog, in het derde kwart van de 20ste eeuw was het de grote vraag: ga je hier door, kies je voor het nieuwe land in de polders of waag je de grote oversteek naar Amerika, Canada, Australië of Zuid-Afrika? Over de modernisering in de landbouw (ruilverkaveling, schaalvergroting, etc) zijn boekenkasten vol geschreven. Iedere nog bestaande boerderij heeft wat dat betreft een soort veldslag meegemaakt

Bij deze boerderij is niet lang geleden iets vergelijkbaars gebeurd: nieuw huis en nieuwe stallen. Dit zijn moderne stallen: veel licht voor de koeien. Voor en achter zijn grote deuren, waar de werktuigen met gemak doorheen kunnen. ( Een moderne "doorrit"). Ze zijn gebouwd niet lang voordat de "grote uitbreiding" begon, waardoor zoveel melkveehouders nu in de problemen zitten.


Het opvallende is, dat de huizen bij de "gemoderniseerde" boerderijen niet meer als boerderij herkenbaar zijn. Geen graanzolders met kleine raampjes, geen verbinding met daarin spoelkeuken, bijkeuken en ruimte voor klompen, laarzen, overalls, voor de overgang van stal naar eettafel.  De schuren zijn de bedrijfspanden, het huis is de burgerwoning.

Boeren is er alleen maar moeilijker op geworden. De wereld verandert en de boer verandert mee.
Dus als je nu in de auto zit en door het landschap rijdt, kijk dan eens naar die gebouwen in het land. En als je tijd hebt, stop dan eens bij zo'n bord met "kaas/vleespakketten/appels te koop. Echt, het is de moeite en het geld waard!

vrijdag 29 juli 2016

Scrum

In april maakte ik een behoorlijke smak. Ik struikelde over een stoeprandje en viel. Tijdens het vallen bedacht ik dat ik niet op mijn hoofd moest terecht komen. Instinctief rolde ik me wat op en ving de klap op met mijn schouder.
"Natuurlijk, je bent ook een gordeldier" zei zoon, toen ik dat vertelde. Nou ja, het kan erger, even later zei hij dat ik een klein, oud vrouwtje ben. Zucht.




Die schouder werd niet vanzelf beter, dus twee keer per week ga ik naar de fysiotherapeut. Voor het eerst van mijn leven, een leerzame ervaring is dat.
Neem bijvoorbeeld de uitdrukking: "op je huid zitten". Dat doet zo'n iemand dus op zeer indringende wijze (en allemachtig, wat een harde handen). Die hele toestand heeft niet alleen invloed op je lijf, maar ook op je gemoed; dat merk je echt wel.

In de praktijk kun je ook met allerlei apparatuur aan de gang, en daar ben ik kalmpjes-aan mee begonnen. Alles om weer sterker te worden, mijn evenwicht te herwinnen en de mobiliteit van mijn schouder te verbeteren.



Dat is ook zoiets: de eerste keer dat ik aan wat gewichten begon te trekken, wist ik opeens weer dat ik dat vroeger ook zo leuk vond: lekker hard werken. Waarom in den vrede had ik er zo lang mee gewacht? Waarom doen we niet wat we willen doen?

In het sportzaaltje hangt een afbeelding, waarop ik moeiteloos mijn pijnpunten kan aanwijzen. Hoe prachtig is het schoudergewricht, hoe vernuftig lopen spieren en banden door en om de botten heen!




Er staan dus allerlei apparaten: de crosstrainer (yes!), een roeimachine (hoera), een loopband en een aantal fietsen (ik kom op de fiets, maar vooruit) en ga zo maar door.



Bij alles waar ik me op stortte moest de fysiotherapeut me vertellen dat ik rechtop moet zitten/ staan/lopen. Want zelfs op de loopband stormde ik licht voorover gebogen voorwaarts.
( En als ik mezelf soms per ongeluk in een winkelraam langs zie lopen, idem dito).

Zojuist daagde het me. Ik ben geen gordeldier (en ook geen klein, oud vrouwtje, dank u). Ik ben een één-persoons scrum! Ha! Kom maar op!
(tekst gaat onder de foto verder).

Gerard Barrau (Picassa/Wikipedia)

Aan het bovenstaande stukje is niets gelogen. Maar het is een constructie. Het heeft te maken met hoe ik mezelf zie, mezelf wil zien en wat voor indruk ik op anderen hoop te maken. Juist de Social Media lenen zich daar zo voor omdat je zelf controle hebt over wat je laat zien en wat niet.
Hoe gaat het? Goed. Hoe is het met je schouder? Ik mag niet klagen. Waar staat dat?
Klagen staat gelijk aan zeuren, jeuzelen, soez'n. Klagen is vooral heel saahaai. Dus doen we dat niet. We zijn flink, positief, optimistisch. Liefst gewapend met enige zelfspot gaan we de dagelijkse confrontatie met het leven aan. Maar daarmee ontzeggen we de ander een deel van onszelf. Waarom eigenlijk? Ik ben nogal van de waarheid, meestal. Niet altijd mooi, wel eerlijk.
Dus hier komt de rest:
Ik word elke nacht wakker van de pijn. Het duurt dan ook best wel even voor ik weer kan slapen. Een deel van de bewegingsfuncties krijg ik nooit meer terug. Nooit meer "gewoon" een jas aandoen. Nooit meer in mijn favoriete slaaphouding liggen. Nooit meer gedachteloos iets hoog wegzetten met mijn linkerhand (en niet met de rechterhand doen, want ik moet wel blijven bewegen).  Moe van de pijn, prikkelbaar van het slaaptekort. Uitgeput van de fysiotherapie. Woedend, wanhopig, verdrietig.
Zo is het op dit moment, daar moet ik het mee doen. En ik niet alleen, ook de mensen om mij heen.
En dan te bedenken dat ik niets ernstigs heb. En dat ik bovendien goed vooruit ga. Ach erm, al die arme mensen, die geradbraakt uit ongelukken komen. Die zware ziektes doorstaan, hartaanvallen en ook heel erg: heftige neurologische schade. Wat een moed en volharding tonen die, in hun lange weg naar revalidatie.
Ik denk dat het echte probleem ontstaat wanneer je je toestand een deel van je identiteit laat worden. Zo van: ik ben Aag en ik heb een kapotte schouder (dus ik ben zielig). Niks daarvan! Wat mij betreft gaat het zo: De pijn  en het ongemak zijn reëel. Maar die parkeer ik in een hoekje, en ga door met mijn leven. Dat komt; ik ben een één-persoons scrum.







zaterdag 16 juli 2016

Herinneringen

Onlangs waren wij in Ter Apel, op zoek naar iets dat Ossenschot heet. Kennelijk was dit één van de zeven erven van het klooster Ter Apel, maar had het ook iets te maken met de vlakbij liggende grens. We wandelden over bospaden, langs sloten en een autoralleyterrein en hadden toen ernstig behoefte aan koffie. In Ter Apel betekent dat voor velen: Het Boschhuis.



We meldden dat op Twitter en kregen reacties: dierbare herinneringen aan koffiedrinken met opa en oma, aan de dikke linde bij het klooster en zo meer.
Zelf heb ik ook een sterke herinnering aan het klooster.
Toen ik een jaar of tien was kwam een oude dienstkameraad van mijn vader op visite. Hij nodigde ons uit voor een autoritje en na enig overleg reden we naar Ter Apel: de grote mensen wilden het klooster bekijken.
Eenmaal aangekomen bleek het klooster niet open voor bezichtiging; maar een meneer liet ons in de hal en er ontstond een gesprek. Doodsaai voor kinderen, natuurlijk. Ik circelde wat om die volwassenen heen en was vooral geboeid door een trap. Waar ging die heen? In mijn herinnering heel ver naar boven, het donker in (de hal was donker en er brandde maar één lampje).
Niet lang daarna gingen we weer naar buiten en huiswaarts.

De laatste twintig jaar kom ik regelmatig in het klooster en elke keer vroeg ik me af waar toch die hoge trap gebleven was. Vorig jaar heb ik hem eindelijk gevonden.


Is dat alles? Ja, dat is alles. De plaats klopt, vlak achter de ingang, het is hem helemaal. Maar hij is toch niet hoog?


Ach gossie, ik was iets van acht, hooguit tien jaar hoor, en dus nog een klein meisje. Dan lijkt alles groot. En het was duister en mysterieus.

Weg herinnering aan een hoge spannende trap, hallo werkelijkheid. Geeft niet, het klooster blijft mien laifste stee.


http://hotelboschhuis.nl/
http://www.kloosterterapel.nl/nl/

vrijdag 8 juli 2016

Het Jabikspaad, deel 1

Goed dan, het Jabikspaad. We beginnen in St. Jacobiparochie, in het Bildt. In de kerken en de dorpen valt van alles te zien, maar ook het landschap heeft een verhaal.
 
startpunt

Ooit was hier water, de Middelzee heette het. 
Vanaf het jaar 1100 begon de Middelzee gestaag dicht te slibben. In 1505 werd het gebied het Bildt (opbilden is opslibben) in één jaar tijd omdijkt. Of eigenlijk in zo'n 260 dagen. Ik heb het uitgerekend, het zal van grofweg begin maart tot de tweede helft van november gebeurd zijn. Eerder beginnen had geen zin, dan zat de vorst waarschijnlijk nog in de grond of was het te nat. En het moest klaar zijn voor de echte herfststormen begonnen.
Het polderwerk werd voornamelijk gedaan door Hollanders en Zeeuwen, die speciaal voor dit karwei naar Friesland werden gehaald. De opdrachtgever, Georg van Saksen, hoopte zo (juridisch trucje) de eigendomsrechten over het nieuwe land te verwerven, en dus de pachtsommen te innen.

bron: Wikipedia

Zo'n 1500 man kwamen naar Friesland. Maar hoe? Waarlangs? Helemaal buitenom over het water? Stukje over land en dan over de Zuiderzee? Of nog verder over land vanaf de punt van Holland en dan over zee? 1500 (meest jonge) mannen van ver weg met een onverstaanbaar dialect die zich tussen de bewoners vestigden, denk daar maar eens over na.
Drie werkkampen met Hollands/Zeeuwse namen (Wijngaarden, Altena en Kijfhoek) huisvestten de arbeiders. Alle drie met een kerk: aan St.Jacobus, St.Anna en Onze Lieve Vrouwe gewijd. Een groot deel van de arbeiders bleef daar wonen, de dorpsnamen veranderden langzamerhand in die van hun kerk: St. Jacobiparochie, St.Annaparochie en Vrouwenparochie.
Het eerste deel van de tocht gaat over resten van die oude dijk: Griene Dyk. Dat hier ooit water was kan ik me wel voorstellen; het is nu, vroegzomer, een zee van groen. 


Maar al die grond, verzet met handkracht, dat is toch enorm. "Ze hadden al wel spaden en kruiwagens", las ik ergens, alsof het daarmee licht werk werd. Die spaden waren vaak van hout. En ook de kruiwagens waren niet de oersterke, maar lichtgewichtige dingen die we nu hebben.


afbeelding uit 1565




Bovendien, en daar denken veel mensen niet aan, werkten die mensen op een karig dieet; pap, roggebrood, ik vermoed groente (knollen, wortels, erwten) al dan niet met kruiden in een soort soep. Vis, dat zal er ook wel geweest zijn. Hoe ging dat dan? Moesten ze zelf eten maken? Was er een soort gaarkeuken? Voegden zich al gauw vrouwen bij de werklui?

De nieuwe grond was ontzettend vruchtbaar. Zeeklei, wat wil je ook anders. Ook nu loop je langs hectares vol aardappelen en uien.

sprietjes uiloof
Het wapen geeft dat ook mooi weer: wulken waar graan uit groeit.





We lopen door de velden en over dijken naar Minnertsga. Een klein stukje, ik weet het, maar voor de eerste keer is dat al heel mooi.

bronnen: het internet, waar anders, op Wikipedia is al heel veel te vinden. De wandelgids geeft ook informatie. Een boek over Breughel uit ons eigen bezit.



Foto's van A.B. van der Ploeg en van Aag zelf