vrijdag 29 juli 2016

Scrum

In april maakte ik een behoorlijke smak. Ik struikelde over een stoeprandje en viel. Tijdens het vallen bedacht ik dat ik niet op mijn hoofd moest terecht komen. Instinctief rolde ik me wat op en ving de klap op met mijn schouder.
"Natuurlijk, je bent ook een gordeldier" zei zoon, toen ik dat vertelde. Nou ja, het kan erger, even later zei hij dat ik een klein, oud vrouwtje ben. Zucht.




Die schouder werd niet vanzelf beter, dus twee keer per week ga ik naar de fysiotherapeut. Voor het eerst van mijn leven, een leerzame ervaring is dat.
Neem bijvoorbeeld de uitdrukking: "op je huid zitten". Dat doet zo'n iemand dus op zeer indringende wijze (en allemachtig, wat een harde handen). Die hele toestand heeft niet alleen invloed op je lijf, maar ook op je gemoed; dat merk je echt wel.

In de praktijk kun je ook met allerlei apparatuur aan de gang, en daar ben ik kalmpjes-aan mee begonnen. Alles om weer sterker te worden, mijn evenwicht te herwinnen en de mobiliteit van mijn schouder te verbeteren.



Dat is ook zoiets: de eerste keer dat ik aan wat gewichten begon te trekken, wist ik opeens weer dat ik dat vroeger ook zo leuk vond: lekker hard werken. Waarom in den vrede had ik er zo lang mee gewacht? Waarom doen we niet wat we willen doen?

In het sportzaaltje hangt een afbeelding, waarop ik moeiteloos mijn pijnpunten kan aanwijzen. Hoe prachtig is het schoudergewricht, hoe vernuftig lopen spieren en banden door en om de botten heen!




Er staan dus allerlei apparaten: de crosstrainer (yes!), een roeimachine (hoera), een loopband en een aantal fietsen (ik kom op de fiets, maar vooruit) en ga zo maar door.



Bij alles waar ik me op stortte moest de fysiotherapeut me vertellen dat ik rechtop moet zitten/ staan/lopen. Want zelfs op de loopband stormde ik licht voorover gebogen voorwaarts.
( En als ik mezelf soms per ongeluk in een winkelraam langs zie lopen, idem dito).

Zojuist daagde het me. Ik ben geen gordeldier (en ook geen klein, oud vrouwtje, dank u). Ik ben een één-persoons scrum! Ha! Kom maar op!
(tekst gaat onder de foto verder).

Gerard Barrau (Picassa/Wikipedia)

Aan het bovenstaande stukje is niets gelogen. Maar het is een constructie. Het heeft te maken met hoe ik mezelf zie, mezelf wil zien en wat voor indruk ik op anderen hoop te maken. Juist de Social Media lenen zich daar zo voor omdat je zelf controle hebt over wat je laat zien en wat niet.
Hoe gaat het? Goed. Hoe is het met je schouder? Ik mag niet klagen. Waar staat dat?
Klagen staat gelijk aan zeuren, jeuzelen, soez'n. Klagen is vooral heel saahaai. Dus doen we dat niet. We zijn flink, positief, optimistisch. Liefst gewapend met enige zelfspot gaan we de dagelijkse confrontatie met het leven aan. Maar daarmee ontzeggen we de ander een deel van onszelf. Waarom eigenlijk? Ik ben nogal van de waarheid, meestal. Niet altijd mooi, wel eerlijk.
Dus hier komt de rest:
Ik word elke nacht wakker van de pijn. Het duurt dan ook best wel even voor ik weer kan slapen. Een deel van de bewegingsfuncties krijg ik nooit meer terug. Nooit meer "gewoon" een jas aandoen. Nooit meer in mijn favoriete slaaphouding liggen. Nooit meer gedachteloos iets hoog wegzetten met mijn linkerhand (en niet met de rechterhand doen, want ik moet wel blijven bewegen).  Moe van de pijn, prikkelbaar van het slaaptekort. Uitgeput van de fysiotherapie. Woedend, wanhopig, verdrietig.
Zo is het op dit moment, daar moet ik het mee doen. En ik niet alleen, ook de mensen om mij heen.
En dan te bedenken dat ik niets ernstigs heb. En dat ik bovendien goed vooruit ga. Ach erm, al die arme mensen, die geradbraakt uit ongelukken komen. Die zware ziektes doorstaan, hartaanvallen en ook heel erg: heftige neurologische schade. Wat een moed en volharding tonen die, in hun lange weg naar revalidatie.
Ik denk dat het echte probleem ontstaat wanneer je je toestand een deel van je identiteit laat worden. Zo van: ik ben Aag en ik heb een kapotte schouder (dus ik ben zielig). Niks daarvan! Wat mij betreft gaat het zo: De pijn  en het ongemak zijn reëel. Maar die parkeer ik in een hoekje, en ga door met mijn leven. Dat komt; ik ben een één-persoons scrum.







zaterdag 16 juli 2016

Herinneringen

Onlangs waren wij in Ter Apel, op zoek naar iets dat Ossenschot heet. Kennelijk was dit één van de zeven erven van het klooster Ter Apel, maar had het ook iets te maken met de vlakbij liggende grens. We wandelden over bospaden, langs sloten en een autoralleyterrein en hadden toen ernstig behoefte aan koffie. In Ter Apel betekent dat voor velen: Het Boschhuis.



We meldden dat op Twitter en kregen reacties: dierbare herinneringen aan koffiedrinken met opa en oma, aan de dikke linde bij het klooster en zo meer.
Zelf heb ik ook een sterke herinnering aan het klooster.
Toen ik een jaar of tien was kwam een oude dienstkameraad van mijn vader op visite. Hij nodigde ons uit voor een autoritje en na enig overleg reden we naar Ter Apel: de grote mensen wilden het klooster bekijken.
Eenmaal aangekomen bleek het klooster niet open voor bezichtiging; maar een meneer liet ons in de hal en er ontstond een gesprek. Doodsaai voor kinderen, natuurlijk. Ik circelde wat om die volwassenen heen en was vooral geboeid door een trap. Waar ging die heen? In mijn herinnering heel ver naar boven, het donker in (de hal was donker en er brandde maar één lampje).
Niet lang daarna gingen we weer naar buiten en huiswaarts.

De laatste twintig jaar kom ik regelmatig in het klooster en elke keer vroeg ik me af waar toch die hoge trap gebleven was. Vorig jaar heb ik hem eindelijk gevonden.


Is dat alles? Ja, dat is alles. De plaats klopt, vlak achter de ingang, het is hem helemaal. Maar hij is toch niet hoog?


Ach gossie, ik was iets van acht, hooguit tien jaar hoor, en dus nog een klein meisje. Dan lijkt alles groot. En het was duister en mysterieus.

Weg herinnering aan een hoge spannende trap, hallo werkelijkheid. Geeft niet, het klooster blijft mien laifste stee.


http://hotelboschhuis.nl/
http://www.kloosterterapel.nl/nl/

vrijdag 8 juli 2016

Het Jabikspaad, deel 1

Goed dan, het Jabikspaad. We beginnen in St. Jacobiparochie, in het Bildt. In de kerken en de dorpen valt van alles te zien, maar ook het landschap heeft een verhaal.
 
startpunt

Ooit was hier water, de Middelzee heette het. 
Vanaf het jaar 1100 begon de Middelzee gestaag dicht te slibben. In 1505 werd het gebied het Bildt (opbilden is opslibben) in één jaar tijd omdijkt. Of eigenlijk in zo'n 260 dagen. Ik heb het uitgerekend, het zal van grofweg begin maart tot de tweede helft van november gebeurd zijn. Eerder beginnen had geen zin, dan zat de vorst waarschijnlijk nog in de grond of was het te nat. En het moest klaar zijn voor de echte herfststormen begonnen.
Het polderwerk werd voornamelijk gedaan door Hollanders en Zeeuwen, die speciaal voor dit karwei naar Friesland werden gehaald. De opdrachtgever, Georg van Saksen, hoopte zo (juridisch trucje) de eigendomsrechten over het nieuwe land te verwerven, en dus de pachtsommen te innen.

bron: Wikipedia

Zo'n 1500 man kwamen naar Friesland. Maar hoe? Waarlangs? Helemaal buitenom over het water? Stukje over land en dan over de Zuiderzee? Of nog verder over land vanaf de punt van Holland en dan over zee? 1500 (meest jonge) mannen van ver weg met een onverstaanbaar dialect die zich tussen de bewoners vestigden, denk daar maar eens over na.
Drie werkkampen met Hollands/Zeeuwse namen (Wijngaarden, Altena en Kijfhoek) huisvestten de arbeiders. Alle drie met een kerk: aan St.Jacobus, St.Anna en Onze Lieve Vrouwe gewijd. Een groot deel van de arbeiders bleef daar wonen, de dorpsnamen veranderden langzamerhand in die van hun kerk: St. Jacobiparochie, St.Annaparochie en Vrouwenparochie.
Het eerste deel van de tocht gaat over resten van die oude dijk: Griene Dyk. Dat hier ooit water was kan ik me wel voorstellen; het is nu, vroegzomer, een zee van groen. 


Maar al die grond, verzet met handkracht, dat is toch enorm. "Ze hadden al wel spaden en kruiwagens", las ik ergens, alsof het daarmee licht werk werd. Die spaden waren vaak van hout. En ook de kruiwagens waren niet de oersterke, maar lichtgewichtige dingen die we nu hebben.


afbeelding uit 1565




Bovendien, en daar denken veel mensen niet aan, werkten die mensen op een karig dieet; pap, roggebrood, ik vermoed groente (knollen, wortels, erwten) al dan niet met kruiden in een soort soep. Vis, dat zal er ook wel geweest zijn. Hoe ging dat dan? Moesten ze zelf eten maken? Was er een soort gaarkeuken? Voegden zich al gauw vrouwen bij de werklui?

De nieuwe grond was ontzettend vruchtbaar. Zeeklei, wat wil je ook anders. Ook nu loop je langs hectares vol aardappelen en uien.

sprietjes uiloof
Het wapen geeft dat ook mooi weer: wulken waar graan uit groeit.





We lopen door de velden en over dijken naar Minnertsga. Een klein stukje, ik weet het, maar voor de eerste keer is dat al heel mooi.

bronnen: het internet, waar anders, op Wikipedia is al heel veel te vinden. De wandelgids geeft ook informatie. Een boek over Breughel uit ons eigen bezit.



Foto's van A.B. van der Ploeg en van Aag zelf