donderdag 30 november 2017

Huis te koop





Ik droomde dat het huis verkocht was. En dat ik er geheel toevallig langs kwam, toen de nieuwe bewoner open huis hield voor de buren. Ik zag hen lopen, en door het grote raam zag ik de nieuwe eigenaar. "Wat een vreselijk mens" dacht ik geschrokken. En toen werd ik wakker. De rest van de dag een beetje van de leg.

Het huis moest leeg. Het huis moet worden verkocht. Allemaal goed. Dat iemand het binnenkort koopt, ja graag. Maar dat er mensen in gaan slapen, eten, ruzie maken, kortom, leven, dat was niet echt doorgedrongen. Wat gek. Maar ook dat idee went.


Het is nog niet zover, maar van mij mag het. Laat het tweede seizoen van de levensechte serie Aan Weg Nummer Zoveel te B. beginnen, met een geheel nieuwe cast.


woensdag 22 november 2017

Met oprechte deelneming

Vreemd woord eigenlijk, deelneming. Zoals met veel vaste uitdrukkingen; je gebruikt ze zonder nadenken en pas als je ze nader bekijkt komen er allerlei vragen bij je op. Neem je deel aan het verdriet van die ander?  "Stil maar, ik neem een stukje van jouw verdriet, dan is het minder zwaar." Zo troostrijk.

Bij het op- en leegruimen van het ouderlijk huis dook er opeens een doos op.




Tot de rand gevuld met brieven en kaarten die aan ons, de nabestaanden, werden gestuurd na het overlijden van ons moeder. Mijn vader kreeg ze in de brievenbus, opende ze, las ze, stopte ze in een doos en wij, de dochters, zagen ze meer dan 20 jaar later voor het eerst.




Zussen hebben ze bekeken en nu stond de doos bij mij, tussen alle andere dozen. Wilde ik op dit moment alles lezen? Nee. Later wel, niet nu. Ik besloot een lijst te maken van de mensen die iets gestuurd hadden. Je denkt wel dat je alles onthoud, maar dat valt vies tegen. En ook: dat ik weet wie Jan, Piet en Klaas zijn, houdt niet in dat mijn jongere zussen dat weten.


Al doende ontstond er een verdeling, die meer was dan de verzameling bekenden van mijn ouders.
Ik kan ze als volgt indelen, waarbij in veel gevallen sprake is van een overlap (je kunt bevriend zijn met je buren, bepaalde kennissen hebben een meubelzaak enz.).

- familie
- vrienden
- collega's
- buren
- middenstanders

Mijn ouders woonden sinds 1965 in een dorp in Drenthe. In een dorp zijn niet alleen de mensen die pal naast je wonen de buren. Het is iedereen die in de buurt woont. En dan niet het begrip buurt zoals straat en wijk, maar buurt zoals nabijheid. Dat kan een behoorlijk groot gebied zijn. Daarbij komt dan ook nog dat als bv. Buurman Hoving (verzonnen naam) verhuist naar een seniorenappartement aan de andere kant van het dorp, hij tóch Buurman Hoving blijft heten.

Volgende punt. Mijn moeder behoorde tot de generatie van vrouwen die vriendelijk doch beslist werden weggestuurd als ze trouwden. "Vertrokken met eervol ontslag".



Dat was uitermate frustrerend, maar niet alleen kommer en kwel. Er was veel meer tijd voor het onderhouden van sociale contacten. Bijna elke week was er wel iemand jarig, iemand van het clubje vrouwen van de collega's, of iemand van de buren. Dan ging je 's ochtends op de koffie, en om 11 uur kwam de sherry op tafel. Gezellig. (Als ik terugdenk aan mijn jeugd, dan valt me keer op keer op hoeveel er werd gedronken en gerookt). Ook mijn vader heeft tot kort voor zijn overlijden de verjaardags- /koffievisite's van de buren bezocht. Als je jaar in, jaar uit naar de verjaardagen van je buren gaat, kom je daar ook elke keer hun vrienden/kennissen tegen, die op hun beurt jouw kennissen worden. Je kennissenkring bestaat dan ook niet alleen uit mensen met dezelfde leeftijd, interesse of werkzaamheden (school vd kinderen, verenigingen, werk) maar is veel diverser.
Na dertig jaar in een dorp ken je dan wel zo'n beetje iedereen, of je kent iemand die iemand kent. De lijntjes zijn kort. De sociale controle kan heel verstikkend zijn, maar heeft ook beslist voordelen.

Tenslotte:
- de middenstanders. Bedenk, er was geen internet. Mijn ouders hadden geen auto, geen rijbewijs. Alles in ons huis kwam uit het dorp. Meubels, behang, sanitair, tandenborstels, sigaren en pijptabak, kaas, vis, groente, vlees, boeken, tuingereedschap, kleding, handdoeken, pannen. Alles, alles, alles.
Week in week uit, jaar in jaar uit, groente bij Smit, vlees bij Greidanus, ondergoed bij Holwerda, een nieuwe bank bij Kats. Dezelfde schilder op de ladder tegen je gevel. Dezelfde installateur die je kachels komt vervangen door cv. Die mensen sturen dan een kaart, als je komt te overlijden. Toen in maart mijn vader overleed kwam zijn hovenier naar de condoleance-avond. Dat vond (en vind ik) geweldig.

Toen we in het dorp kwamen wonen, waren er 5 bakkers, en minstens drie kruideniertjes. Mijn moeder ging de ene week naar de ene sigarenboer, de andere week naar de ander. Eerlijk verdelen. In tijden van griep deden mijn zusje en ik wel boodschappen voor zieke buurvrouwen. Voor de één moest je naar de SPAR, voor de ander naar de A&O. Dat komt, de één was Nederlands Hervormd en de ander Gereformeerd. Als niet-kerkelijk begreep ik daar niets van. Ik weet nog dat ik dacht dat de beschuit bij allebei toch echt hetzelfde was. "De mensen zorgen goed voor mekaar" werd er thuis wel eens gezegd, een beetje schamper klonk het. Ook dat begreep ik dan weer niet, want dat je voor elkaar zorgt, leek me juist een goed iets. Verzuiling dus, en noaberhulp.

De lijst is klaar. Er staan namen op van mensen die ik niet ken. Maar ik ken wel mensen die ze waarschijnlijk wel kennen. Daar ga ik nog achteraan.
Het klusje, waar ik nogal tegenop zag, bleek dus best goed uit te pakken.











maandag 6 november 2017

Over Fré Meis in Krewerd

Vlak bij ons huis staat een beeld van Fré Meis. Bij de kerk, maar wel met de rug er naar toe. Ik kom er bijna elke dag langs, tijdens één van de rondjes met de hond.




Toen we een poosje geleden in Krewerd waren en in gesprek raakten met een lokale meneer viel de plaatsnaam Oude Pekela. "Komt daar niet Fré Meis vandaan?" vroeg de meneer. Hij bleek een bewonderaar te zijn. Foeterend op het nog te vormen nieuwe kabinet riep hij dat het land zo'n man als Fré Meis nodig had. Iemand die met de vuist op tafel zou slaan.
Dat overkomt ons niet vaak. Mensen (van elders, dat spreekt voor zich) vragen wel eens of er "nog van die communisten" bij ons wonen. Van deze, bedoel je?



En als men het over Fré Meis heeft, is er vaak een ondertoon van argwaan, verzet, misschien angst. En nog iets anders, het is  moeilijk benoembaar, maar onmiskenbaar aanwezig.
Ik zei tegen de meneer in Krewerd, dat ik me, als ik langs dat beeld loop, vaak afvraag: "Hoe was die man thuis? Hoe was hij tegen zijn vrouw, wat voor vader was hij?"

Zulke grote handen. Konden die een over een kinderbolletje aaien? Hielden die wel eens een bosje bloemen vast voor zijn vrouw? Ik weet het niet.



Van het Biografisch Woordenboek word ik niet echt wijzer. Dat is meer een opsomming van "En toen gebeurde er dit, en toen gebeurde er dat, en toen ging het zus en toen ging het zo...". Het gaat alleen maar over de buitenkant. Een mens is meer dan zijn werk alleen.
Ik lees daar wel dat zijn vrouw en hij één zoon kregen. Bracht hij de jongen wel eens naar school? Gingen ze samen vissen? En daarna? Kwamen er kleinkinderen? Zaten die bij opa op schoot, trokken ze aan zijn oren? Of was vader voornamelijk afwezig? Opa een versleten en vermoeide man? Welke prijs heeft hij betaald voor de (politieke) keuzes die hij maakte? Er is een biografie, die zal ik maar eens lezen. En tot dan blijft het beeld zwijgen.





Biografisch Woordenboek