In april maakte ik een behoorlijke smak. Ik struikelde over een stoeprandje en viel. Tijdens het vallen bedacht ik dat ik niet op mijn hoofd moest terecht komen. Instinctief rolde ik me wat op en ving de klap op met mijn schouder.
"Natuurlijk, je bent ook een gordeldier" zei zoon, toen ik dat vertelde. Nou ja, het kan erger, even later zei hij dat ik een klein, oud vrouwtje ben. Zucht.
Die schouder werd niet vanzelf beter, dus twee keer per week ga ik naar de fysiotherapeut. Voor het eerst van mijn leven, een leerzame ervaring is dat.
Neem bijvoorbeeld de uitdrukking: "op je huid zitten". Dat doet zo'n iemand dus op zeer indringende wijze (en allemachtig, wat een harde handen). Die hele toestand heeft niet alleen invloed op je lijf, maar ook op je gemoed; dat merk je echt wel.
In de praktijk kun je ook met allerlei apparatuur aan de gang, en daar ben ik kalmpjes-aan mee begonnen. Alles om weer sterker te worden, mijn evenwicht te herwinnen en de mobiliteit van mijn schouder te verbeteren.
Dat is ook zoiets: de eerste keer dat ik aan wat gewichten begon te trekken, wist ik opeens weer dat ik dat vroeger ook zo leuk vond: lekker hard werken. Waarom in den vrede had ik er zo lang mee gewacht? Waarom doen we niet wat we willen doen?
In het sportzaaltje hangt een afbeelding, waarop ik moeiteloos mijn pijnpunten kan aanwijzen. Hoe prachtig is het schoudergewricht, hoe vernuftig lopen spieren en banden door en om de botten heen!
Er staan dus allerlei apparaten: de crosstrainer (yes!), een roeimachine (hoera), een loopband en een aantal fietsen (ik kom op de fiets, maar vooruit) en ga zo maar door.
Bij alles waar ik me op stortte moest de fysiotherapeut me vertellen dat ik rechtop moet zitten/ staan/lopen. Want zelfs op de loopband stormde ik licht voorover gebogen voorwaarts.
( En als ik mezelf soms per ongeluk in een winkelraam langs zie lopen, idem dito).
Zojuist daagde het me. Ik ben geen gordeldier (en ook geen klein, oud vrouwtje, dank u). Ik ben een één-persoons scrum! Ha! Kom maar op!
(tekst gaat onder de foto verder).
Aan het bovenstaande stukje is niets gelogen. Maar het is een constructie. Het heeft te maken met hoe ik mezelf zie, mezelf wil zien en wat voor indruk ik op anderen hoop te maken. Juist de Social Media lenen zich daar zo voor omdat je zelf controle hebt over wat je laat zien en wat niet.
Hoe gaat het? Goed. Hoe is het met je schouder? Ik mag niet klagen. Waar staat dat?
Klagen staat gelijk aan zeuren, jeuzelen, soez'n. Klagen is vooral heel saahaai. Dus doen we dat niet. We zijn flink, positief, optimistisch. Liefst gewapend met enige zelfspot gaan we de dagelijkse confrontatie met het leven aan. Maar daarmee ontzeggen we de ander een deel van onszelf. Waarom eigenlijk? Ik ben nogal van de waarheid, meestal. Niet altijd mooi, wel eerlijk.
Dus hier komt de rest:
Ik word elke nacht wakker van de pijn. Het duurt dan ook best wel even voor ik weer kan slapen. Een deel van de bewegingsfuncties krijg ik nooit meer terug. Nooit meer "gewoon" een jas aandoen. Nooit meer in mijn favoriete slaaphouding liggen. Nooit meer gedachteloos iets hoog wegzetten met mijn linkerhand (en niet met de rechterhand doen, want ik moet wel blijven bewegen). Moe van de pijn, prikkelbaar van het slaaptekort. Uitgeput van de fysiotherapie. Woedend, wanhopig, verdrietig.
Zo is het op dit moment, daar moet ik het mee doen. En ik niet alleen, ook de mensen om mij heen.
En dan te bedenken dat ik niets ernstigs heb. En dat ik bovendien goed vooruit ga. Ach erm, al die arme mensen, die geradbraakt uit ongelukken komen. Die zware ziektes doorstaan, hartaanvallen en ook heel erg: heftige neurologische schade. Wat een moed en volharding tonen die, in hun lange weg naar revalidatie.
Ik denk dat het echte probleem ontstaat wanneer je je toestand een deel van je identiteit laat worden. Zo van: ik ben Aag en ik heb een kapotte schouder (dus ik ben zielig). Niks daarvan! Wat mij betreft gaat het zo: De pijn en het ongemak zijn reëel. Maar die parkeer ik in een hoekje, en ga door met mijn leven. Dat komt; ik ben een één-persoons scrum.
"Natuurlijk, je bent ook een gordeldier" zei zoon, toen ik dat vertelde. Nou ja, het kan erger, even later zei hij dat ik een klein, oud vrouwtje ben. Zucht.
Die schouder werd niet vanzelf beter, dus twee keer per week ga ik naar de fysiotherapeut. Voor het eerst van mijn leven, een leerzame ervaring is dat.
Neem bijvoorbeeld de uitdrukking: "op je huid zitten". Dat doet zo'n iemand dus op zeer indringende wijze (en allemachtig, wat een harde handen). Die hele toestand heeft niet alleen invloed op je lijf, maar ook op je gemoed; dat merk je echt wel.
In de praktijk kun je ook met allerlei apparatuur aan de gang, en daar ben ik kalmpjes-aan mee begonnen. Alles om weer sterker te worden, mijn evenwicht te herwinnen en de mobiliteit van mijn schouder te verbeteren.
Dat is ook zoiets: de eerste keer dat ik aan wat gewichten begon te trekken, wist ik opeens weer dat ik dat vroeger ook zo leuk vond: lekker hard werken. Waarom in den vrede had ik er zo lang mee gewacht? Waarom doen we niet wat we willen doen?
In het sportzaaltje hangt een afbeelding, waarop ik moeiteloos mijn pijnpunten kan aanwijzen. Hoe prachtig is het schoudergewricht, hoe vernuftig lopen spieren en banden door en om de botten heen!
Er staan dus allerlei apparaten: de crosstrainer (yes!), een roeimachine (hoera), een loopband en een aantal fietsen (ik kom op de fiets, maar vooruit) en ga zo maar door.
Bij alles waar ik me op stortte moest de fysiotherapeut me vertellen dat ik rechtop moet zitten/ staan/lopen. Want zelfs op de loopband stormde ik licht voorover gebogen voorwaarts.
( En als ik mezelf soms per ongeluk in een winkelraam langs zie lopen, idem dito).
Zojuist daagde het me. Ik ben geen gordeldier (en ook geen klein, oud vrouwtje, dank u). Ik ben een één-persoons scrum! Ha! Kom maar op!
(tekst gaat onder de foto verder).
Gerard Barrau (Picassa/Wikipedia) |
Aan het bovenstaande stukje is niets gelogen. Maar het is een constructie. Het heeft te maken met hoe ik mezelf zie, mezelf wil zien en wat voor indruk ik op anderen hoop te maken. Juist de Social Media lenen zich daar zo voor omdat je zelf controle hebt over wat je laat zien en wat niet.
Hoe gaat het? Goed. Hoe is het met je schouder? Ik mag niet klagen. Waar staat dat?
Klagen staat gelijk aan zeuren, jeuzelen, soez'n. Klagen is vooral heel saahaai. Dus doen we dat niet. We zijn flink, positief, optimistisch. Liefst gewapend met enige zelfspot gaan we de dagelijkse confrontatie met het leven aan. Maar daarmee ontzeggen we de ander een deel van onszelf. Waarom eigenlijk? Ik ben nogal van de waarheid, meestal. Niet altijd mooi, wel eerlijk.
Dus hier komt de rest:
Ik word elke nacht wakker van de pijn. Het duurt dan ook best wel even voor ik weer kan slapen. Een deel van de bewegingsfuncties krijg ik nooit meer terug. Nooit meer "gewoon" een jas aandoen. Nooit meer in mijn favoriete slaaphouding liggen. Nooit meer gedachteloos iets hoog wegzetten met mijn linkerhand (en niet met de rechterhand doen, want ik moet wel blijven bewegen). Moe van de pijn, prikkelbaar van het slaaptekort. Uitgeput van de fysiotherapie. Woedend, wanhopig, verdrietig.
Zo is het op dit moment, daar moet ik het mee doen. En ik niet alleen, ook de mensen om mij heen.
En dan te bedenken dat ik niets ernstigs heb. En dat ik bovendien goed vooruit ga. Ach erm, al die arme mensen, die geradbraakt uit ongelukken komen. Die zware ziektes doorstaan, hartaanvallen en ook heel erg: heftige neurologische schade. Wat een moed en volharding tonen die, in hun lange weg naar revalidatie.
Ik denk dat het echte probleem ontstaat wanneer je je toestand een deel van je identiteit laat worden. Zo van: ik ben Aag en ik heb een kapotte schouder (dus ik ben zielig). Niks daarvan! Wat mij betreft gaat het zo: De pijn en het ongemak zijn reëel. Maar die parkeer ik in een hoekje, en ga door met mijn leven. Dat komt; ik ben een één-persoons scrum.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten