Ons bungalowparkje lag op een schiereiland. Voor de korte route kies je voor de pont, de lange route loopt rond over het gehele schiereiland.
Het was raar hoor, het puntje behoorde bij West-Duitsland, de rest was DDR. En toen we een eindje gingen rijden, om daarna rond te kijken in Dassow, een stadje verderop, kregen we een behoorlijke cultuurschok. Die grens, die is er niet meer. Het schijnt een muur geweest te zijn, van drie meter hoog en drie kilometer lengte, dwars over het eiland. Niets meer van over, behalve ergens een monumentje. We reden een weggetje in, een gehucht door en bats, we waren in een andere wereld. Vervallen loodsen, en wat huizen. Golvend landschap, omgeploegde velden, klaar voor de winter. Hier en daar nog groen, van nog te oogsten bieten. Zo stil was het.
Pas later bedacht ik: geen prikkeldraad, geen hekjes. Geen mijn grond, jouw grond (en ook geen masten). Wat wist ik eigenlijk van de landbouw in de DDR? "Geleide plan-economie". Zo'n begrip uit mijn middelbare schooltijd, dat dan opeens naar boven komt. Maar we hebben het toen voornamelijk over de USSR gehad. Hoewel de rest van het toenmalige Oostblok wel naar dat model zal zijn gevormd, wéét ik het niet echt. En ik begrijp donders goed dat wat ik toen te horen kreeg gekleurd werd door de mores van die tijd. Dus nogmaals: wat wist ik er eigenlijk van? Niets, helemaal niets.
Uiteindelijk hebben we één, als zodanig herkenbare boerderij gezien, en die was indrukwekkend groot (en oud).
Over de landbouw heb ik op Wikipedia een klein stukje gevonden: lees hier
We reden door een ander land, dat was ons al wel duidelijk. Bij Dassow aangekomen namen we een afslag te vroeg. In plaats van in de hoofdstraat terecht te komen reden we langzaam een zijstraat in.
Langzaam ja, want snel zou niet gaan.
Het was alsof we in een verhaal van John Le Carré waren terecht gekomen. Het weer was beroerd, hoor, donker, nat en koud. We roken de houtvuren. De huizen waren meest goed onderhouden, met hier en daar een vervallen pand ertussen, ook dat is niet ongewoon. Ooit moet het een rijk stadje geweest zijn.
De kerk was oud en tamelijk groot en nog steeds aanwezig,
Wat maakte alles nou zo anders? Ik denk het gebrek aan kleur. Geen bloemen en/of planten voor de ramen. Geen schemerlampen aan, alvast lichtjes voor de sfeer. Geen pompoenen, overgebleven van Allerzielen en Allerheiligen. De gordijnen potdicht en ondoorzichtig. Grijs, grauw, afwerend. Gesloten, dat was het. En toen begreep ik ook wat buitenlanders bedoelen als ze zeggen dat Nederlanders zo open zijn. Want dit hier was volkomen het tegenovergestelde. Je kunt nog zoveel lezen, films en documentaires kijken, maar twee minuten rijden door die straat en je voelt het in je botten: heel erg foute boel.
Niet veel foto's nee, en die zeggen ook niet wat we voelden. Maar geloof me, die mensen vinden het absoluut niet leuk, als er iemand staat te fotograferen.
Ik heb nu een heleboel vragen. En niet over de politiek, of over de staatscontrole over alles en iedereen, maar praktische vragen. Want: hoe ging dat dan, toen? Er is nu, aan de rand van het dorp, een Penny (supermarkt), die op zich al een belevenis is. Maar hoe zag de dorpswinkel er voor de Wende uit? Hoe zal het zijn om na zoveel jaren een bedrijf te leiden met winstoogmerk? Hoe ging de boer de nieuwe tijd in? Wat was zijn grond? Wie zouden zijn afnemers worden? Waar kreeg hij zaaigoed? Vragen die mensen zich af hoe lang deze fase gaat duren? Wat er hierna komt?
Ik realiseer me nu pas wat een enorm project het geweest moet zijn en nog steeds is. Of lagen er plannen klaar, voor áls? (het was tenslotte geen Brexit).
Je gaat een weekje op vakantie om wat bij te komen en opeens wordt je wereldbeeld een stukje verder ingekleurd. Het was erg indrukwekkend. Dat is mooi.
Het was raar hoor, het puntje behoorde bij West-Duitsland, de rest was DDR. En toen we een eindje gingen rijden, om daarna rond te kijken in Dassow, een stadje verderop, kregen we een behoorlijke cultuurschok. Die grens, die is er niet meer. Het schijnt een muur geweest te zijn, van drie meter hoog en drie kilometer lengte, dwars over het eiland. Niets meer van over, behalve ergens een monumentje. We reden een weggetje in, een gehucht door en bats, we waren in een andere wereld. Vervallen loodsen, en wat huizen. Golvend landschap, omgeploegde velden, klaar voor de winter. Hier en daar nog groen, van nog te oogsten bieten. Zo stil was het.
Pas later bedacht ik: geen prikkeldraad, geen hekjes. Geen mijn grond, jouw grond (en ook geen masten). Wat wist ik eigenlijk van de landbouw in de DDR? "Geleide plan-economie". Zo'n begrip uit mijn middelbare schooltijd, dat dan opeens naar boven komt. Maar we hebben het toen voornamelijk over de USSR gehad. Hoewel de rest van het toenmalige Oostblok wel naar dat model zal zijn gevormd, wéét ik het niet echt. En ik begrijp donders goed dat wat ik toen te horen kreeg gekleurd werd door de mores van die tijd. Dus nogmaals: wat wist ik er eigenlijk van? Niets, helemaal niets.
Uiteindelijk hebben we één, als zodanig herkenbare boerderij gezien, en die was indrukwekkend groot (en oud).
Over de landbouw heb ik op Wikipedia een klein stukje gevonden: lees hier
We reden door een ander land, dat was ons al wel duidelijk. Bij Dassow aangekomen namen we een afslag te vroeg. In plaats van in de hoofdstraat terecht te komen reden we langzaam een zijstraat in.
Langzaam ja, want snel zou niet gaan.
Het was alsof we in een verhaal van John Le Carré waren terecht gekomen. Het weer was beroerd, hoor, donker, nat en koud. We roken de houtvuren. De huizen waren meest goed onderhouden, met hier en daar een vervallen pand ertussen, ook dat is niet ongewoon. Ooit moet het een rijk stadje geweest zijn.
De kerk was oud en tamelijk groot en nog steeds aanwezig,
Wat maakte alles nou zo anders? Ik denk het gebrek aan kleur. Geen bloemen en/of planten voor de ramen. Geen schemerlampen aan, alvast lichtjes voor de sfeer. Geen pompoenen, overgebleven van Allerzielen en Allerheiligen. De gordijnen potdicht en ondoorzichtig. Grijs, grauw, afwerend. Gesloten, dat was het. En toen begreep ik ook wat buitenlanders bedoelen als ze zeggen dat Nederlanders zo open zijn. Want dit hier was volkomen het tegenovergestelde. Je kunt nog zoveel lezen, films en documentaires kijken, maar twee minuten rijden door die straat en je voelt het in je botten: heel erg foute boel.
Niet veel foto's nee, en die zeggen ook niet wat we voelden. Maar geloof me, die mensen vinden het absoluut niet leuk, als er iemand staat te fotograferen.
Ik heb nu een heleboel vragen. En niet over de politiek, of over de staatscontrole over alles en iedereen, maar praktische vragen. Want: hoe ging dat dan, toen? Er is nu, aan de rand van het dorp, een Penny (supermarkt), die op zich al een belevenis is. Maar hoe zag de dorpswinkel er voor de Wende uit? Hoe zal het zijn om na zoveel jaren een bedrijf te leiden met winstoogmerk? Hoe ging de boer de nieuwe tijd in? Wat was zijn grond? Wie zouden zijn afnemers worden? Waar kreeg hij zaaigoed? Vragen die mensen zich af hoe lang deze fase gaat duren? Wat er hierna komt?
Ik realiseer me nu pas wat een enorm project het geweest moet zijn en nog steeds is. Of lagen er plannen klaar, voor áls? (het was tenslotte geen Brexit).
Je gaat een weekje op vakantie om wat bij te komen en opeens wordt je wereldbeeld een stukje verder ingekleurd. Het was erg indrukwekkend. Dat is mooi.
Over die boerderijen van voor en na de Wende gaat het (een beetje) in het boek Unterleuten van Juli Zeh. Ik heb het in het Duits en je mag het lenen, als je wil.
BeantwoordenVerwijderenGraag. Via jullie gebruikelijke systeem? A. neemt wel even contact op. Alvast bedankt.
Verwijderen