dinsdag 10 april 2018

Vriendschap

De hond ging tekeer: post. Niet zomaar post: een dikke enveloppe met mijn naam er op, ik herkende het handschrift van vriendin Wee.
De dag ervoor zou ik met haar en vriendin Ie lekker gaan lunchen, (boek)winkels bezoeken en naar het museum gaan. Het hardnekkige-hoestvirus dat rondwaart had me in de greep: ik kon niet. Dus gingen ze met zijn tweeën, en hadden aan me gedacht.

Wat zat in de enveloppe? Een geinige kaart:







En een mooi boekje. Alsof het speciaal voor mij gemaakt was.






We zijn schoolvriendinnen, dus van al heel lang geleden. Vriendin Wee leerde ik kennen in 1965, vriendin Ie in 1968.


Grote ramen, want licht is gezond. 's Zomers bloedheet en 's winters loeide de cv.




Wij zijn zo ongeveer de laatsten van het cohort dat bekend staat als de babyboomers. Dat betekende overvolle klassen. Maar ook: nieuwe schoolgebouwen die uit de grond gestampt werden. Dit was mijn lagere school. Halverwege het jaar was het volgende schoolgebouw klaar: twee wijken verderop. Je woonadres bepaalde je school, dus Wee werd overgeschreven en verdween voor twee jaar uit mijn leven. In de derde klas kwam Ie er bij (want verhuisd) en kwamen we Wee weer tegen: op balletles. En sindsdien komen we bij elkaar over de vloer.  Meer dan vijftig jaar al. Een halve eeuw. We waren kinderen. We kregen kinderen. En nu zitten we in de volgende fase, met krummelige ouders, en kinderen die zelfstandig wonen of worden.

Frans de Waal (primatoloog) sprak tijdens een interview eens terloops over vriendschap. "Vooral vrouwen zijn goed in lange vriendschappen," zei hij. Hij dacht dat het misschien was omdat vrouwen beter begrijpen wat de vreselijke consequenties zijn van ruzie en geweld. Ik denk dat er een praktisch oorzaak is. Denk bv aan vissersdorpen, waarvan de mannelijke bevolking tot maanden achtereen afwezig is. Je hebt elkaar gewoon nodig. Hetzelfde geldt voor mijnwerkersdorpen, enz. Bovendien, in de tijd van de grote kinderscharen had je meer dan één paar ogen nodig om het grut in de gaten te houden. Het zijn nog steeds meestal de vrouwen die de sociale netwerken van familie en gezin bijhouden: zwangerschappen, geboorte, ziekte, overlijden. Het is een zoogdierending: ook bij bv olifanten hebben tante's en grootmoeders een belangrijke rol.

Maar toen ik deze week daar zo over nadacht schoot me nog wat te binnen.


gevallen: glas kapot
,
Bovenstaand krijtwerkje maakte ik op school, voor vaderdag. Ik streefde naar iets van kubisme, maar wist niet goed wat dat was. "Een echt stilleven!" zei mijn vader verrast, en liet het inlijsten. Jaren hing het ergens in het ouderlijk huis. Tot het in een la of zo verdween. Uiteindelijk heb ik het terug gevraagd en kwam het hier in de gang te hangen.

Op een dag kwam Ie op bezoek. Ze liep langs het werkje en zei terloops: Hé, heb je dat nog? Wat leuk". Toen al bedacht ik, dat zij één van de weinige mensen in mijn leven was die dat kon zeggen. Dat is meer dan 20 jaar geleden. En nu zijn mijn ouders dood. Ie is de enige, naast mij, die kan vertellen wat dat plaatje is en hoe het ontstond.

Het werkt ook andersom. Ik weet waar de cavia's bij Wee hokten, hoe hun hond heette. Ik zie de armzwaai van haar moeder waarmee ze een leeg pak in de open haard gooide. Ik zie zo het rijtje boeken voor me, op het slaapkamertje van Ie, en de krielkipjes, die in de bijkeuken overwinterden. Ik weet nog van de appels uit de polder.

Vrienden zijn getuigen van je leven. Ze bevestigen je bestaan. 

Ik laat de tekening opnieuw inlijsten. Ik wil dat Ie ernaar kan kijken. Ik wil er zelf naar kijken en weten dat ik gekend ben.

maandag 2 april 2018

Helen Macdonald: H is for Hawk.

De volgorde was misschien verkeerd.
Eerst keek ik naar de BBC-documentaire H is for Hawk. A new Beginning.
Pas daarna las ik het boek. Alleen al voor het ontwerp zou je het kopen, zo mooi.



De TV leverde prachtige beelden op, nieuwe inzichten en zinnen die zich in mijn geheugen slepen.

Ten years ago my father died suddenly
Strucken with grief I fled from humanity
I ran towards things with death  and difficulty


Ik wist dat het boek zou gaan over de periode dat Helen Mcdonald een Goshawk (havik) kocht om te trainen en om mee te vliegen. In het boek beschrijft ze hoe dat in zijn werk ging en plaatst ze de jacht met roofvogels en alles wat erbij komt kijken in een historisch perspectief.
Het boek gaat ook over de plotselinge dood van een dierbare, haar vader.
De dood is alom aanwezig in dit boek. Mabel, de havik, is de dood met vleugels en klauwen. Terwijl ze over het landschap vliegt en uitkijkt naar prooi volgt Helen haar als een schaduw. Eindeloos dwalen ze door velden en bossen.
Uitgeput, in de gekte van het verdriet komt Macdonald terecht in het schemergebied waar het monster met de grijze vingers woont, dat je ziel omklemt en uitknijpt als een oude spons.

Marietje met de spinnevingers (Jean Dulieu)


Gelukkig zijn er vakbekwame, vriendelijke mensen, die je bij je schouders pakken en je een duwtje in je rug geven, hup, de normaliteit weer in. Gelukkig zijn er pillen. Mabel moet tijdelijk opgehokt worden, omdat de periode van rui aanbreekt. Een nieuwe fase breekt aan, alles lijkt lichter, de ergste wanhoop is voorbij.

Tot mijn verrassing bleek er een derde draad door het boek te lopen: het verhaal van de schrijver T.H. White, die óók een goshawk in huis haalde om te trainen. Het werd een drama, het is een afschuwelijk relaas.

Dit is geen gemakkelijk boek. Het is hard, niet echt toegankelijk, en niet voor iedereen. Wat T.H. White er in moet is me nog niet duidelijk. Ik begrijp haar (Macdonald's) fascinatie wel, maar ik vraag me af wat de meerwaarde voor het boek is. Had de redacteur/uitgever niet moeten zeggen: laat dat er maar uit? Wellicht zit daar een boek op zichzelf in?
Ik moet het allemaal nog eens lezen, dat is duidelijk.

En verdulleme, dan moet ik ook eindelijk deze eens lezen, die al bijna 40 jaar onaangeroerd in de kast staat.