maandag 28 november 2022

Naakte kunst

Er hangen/hingen (dit afhankelijk van de waan van de dag) schilderijen in het gemeentehuis van Purmerend. Afbeeldingen van vrouwen met ontblote borsten. Er zijn mensen die zich daar aan storen, ze voelen zich er ongemakkelijk bij. Werkelijk?

 Ooit nam ik bij wijze van verjaardagsfeest voor de jongste een aantal jongentjes mee uit kamperen op een veldje van Staatsbosbeheer. We gingen op zoek naar wilde paarden in een naburig bos, gelegen achter een borg. Helaas konden we ze niet vinden, wel "wilde' schapen, waar ze ook heel tevreden mee waren. De grond rond de borg was wat formeler, er stonden twee beelden. Ik wees ze er op, ze groepten er omheen. 


 

'Naakte kunst!' riep N. opgewonden. Ik vroeg hem hoe hij dan beelden van menselijke figuren met kleren aan noemde? Aangeklede kunst? Hij raakte wat in verwarring, maar bleef erbij, dit was naakte kunst. De jongens stonden onzeker giebelend rond het beeld, 12 jaar en dan een ontblote borst in volle zicht, dat was wat. Ik liet ze een poosje kijken, daarna gingen we terug naar de tenten. De term 'naakte kunst' is hier sindsdien een gevleugelde uitdrukking, meestentijds voor obligate tuinbeelden die teruggrijpen op klassieke tijden.

Ik ga het hier niet hebben over de sexualisering van het vrouwenlichaam in de kunst en in de media, dat hebben al velen voor mij gedaan. Overigens lijkt er zich een inhaalslag voor te doen mbt het mannenlichaam.

Ik wil het hebben over de fascinatie van kunstenaars voor het menselijk lichaam. 

Ik heb een korte periode aan modeltekenen gedaan. Het is meer dan tien jaar geleden en ik mis het nog steeds.

Wij, enthousiaste amateurs en professionals, tekenden modellen van diverse leeftijden, jonge vrouwen, middelbare mannen, een vrouw van in de zestig. Tijd is relatief, maar hun lichaam getuigde juist van het absolute karakter van tijd. Ziekte, operaties, hormonale veranderingen, en voor alles de zwaartekracht vormen en tekenen die eenheid van botten, spieren en ander weefsel.  

 




 

Ikzelf houd van lijnen; de boog van de ribbenkast, de spieren in een kuit, de complexiteit van schouders en knieën. Eindeloos zijn de variaties in mens zijn. 

 



Een lichaam is zo sterk, daarbinnen klopt het hart maar door en door en door. Een lichaam is zo kwetsbaar. Plotseling zijn er rode strepen, die van een operatie getuigen. Na een lange tijd van afwezigheid was het lichaam van een model structureel veranderd: ziekte. 

We leven allemaal in een voortdurende memento mori.

Mijn favoriet was een man van in de vijftig, type duurloper. Alleen maar spier en geraamte. Dankbaar tekenen was dat, heerlijk.


 
 
 Gedurende al die tijd heb ik nooit enige behoefte gehad die mensen aan te raken. Niet voor een knuffel, laat staan dat ik enige sexuele associaties had. Ik heb ook nooit een medeleerling betrapt op ongepast gedrag. Wel waren veel mensen in mijn dagelijkse omgeving wat ongemakkelijk met die hobby van mij. 'Helemaal bloot?' vroeg een vriendin geschokt. 'Waarom moet dat?' Nou, om het bovenstaande. Om stil te staan bij wat het betekent mens te zijn. Dat mensen zich daar ongemakkelijk bij voelen zegt alleen iets over henzelf. 
 

 
Over de verpreutsing in de maatschappij wordt genoeg geschreven. Wat tegenwicht is op zijn plaats, dunkt me. Verwacht op Twitter en Mastodon dus maar meer afbeeldingen van naakt.
 
 Foto en illustraties van Aag zelf.

 

maandag 14 november 2022

Rotstreek

 Op vakantie, voor een week. Het weer is zonder meer slecht, het waait hard, noem het maar storm, en het regent op diverse manieren, maar nooit zachtjes. 

's Avonds lees ik in De Mitsukoshi's Troostbaby Company, dat op zijn tijd grappig heet te zijn, maar er is ook verdriet, en nog veel meer, ik vind het bekommerend goed.

De man scrolt wat door zijn telefoon. Hij leest iets, begint te praten, aarzelend, geeft me zijn telefoon, ik kijk.

Iemand meldt het overlijden van zijn vrouw, een week geleden, zijn schroom om dit op Linkedin te delen, zijn verdriet. 

De wereld staat stil.

Ik wist dat ze ziek was, met het laatste vliegtuig voor de eerste lockdown vloog ze terug naar Nederland, voor diagnoses en behandelingen. Veel zei ze er niet over, maar ja, ons contact verliep via Whatsapp, die hoeven niet alles te weten. 

In mei was ze jarig, we appten in ons groepje felicitaties, ze deed een wandeling door één van de mooiste steden in Nederland, haar berichtjes lazen vrolijk.

Er was een nieuw kleinkind, ze appte een foto van zichzelf met de pasgeborene en ik schrok, ik vond dat ze er slecht uitzag, maar er gingen geen alarmbellen af.

Of toch wel? Duwde ik het weg? Had ik onvoldoende aandacht (ja dus).

Wel dacht ik daarna regelmatig dat ik het contact weer wilde aanhalen, maar eerst gingen wij op vakantie en daarna was er iets anders, en daarna werd de Man behoorlijk ziek en daarna.....

Dom, dom, dom.

Ze was mijn allerbeste vriendin op de middelbare school. Haar ouderlijk huis was een toevluchtsoord, één van de plaatsen die ik later, bij de psychiater, mijn vluchtheuvels noemde. Samen naar de trein, samen naar school, samen op vakantie.

Ze liep een jaar op me voor, ze ging studeren aan de andere kant van het land, terwijl ik aan het eindexamenjaar begon en hoe langer hoe verder in een zwart gat zakte. Ze trok welgemoed de wereld in, ikzelf was de weg volledig kwijt. En dat was dat.

Ik wilde haar altijd nog vertellen hoe belangrijk zij en haar familie voor me geweest waren, deed dat niet, geen aandacht voor jezelf vragen, niet zo hysterisch doen, de meeste mensen horen liever niets over zulke narigheid, enz. enz.

Toch bleef de connectie bestaan. Een enkele keer troffen we elkaar, vier vrouwen, in steeds nieuwe  rollen: echtgenotes, moeders, mantelzorgers voor ouders, (half-)wezen. En altijd praatten we verder alsof er geen jaren pauze tussen onze gesprekken lagen. Er was een basis. Ooit puberale peergroup, nog steeds herkenning, verwantschap.

Ik appte de andere twee meteen. We waren zo geschokt, bijna sprakeloos. Onze reacties waren eender. Weet je nog, toen... enzovoort. De behoefte om foto's van vroeger erbij te halen. Het begin van het gemis.

 Ik vraag me af of het ook is, omdat zij de eerste is, van ons vieren. Maar nee, het is omdat dit gewoon niet mocht gebeuren. Mensen genoeg waar ik zonder kan. Maar dit wilden we niet. Dit mocht echt niet. 


 1978, bij Old Sarum, met een bejaard Agfa Clack toestel

 

Hoewel niet de eerste keer, weet ik weer niet hoe dit moet. Hoe rouw werkt, hoe om te gaan met gemis. Ervaring in iets waar je geen ervaring in wilt hebben, daar verzet je je tegen, dat zal het wel zijn. 

Er valt gewoon niets zinnigs te zeggen.



 

zondag 30 oktober 2022

Lege Nis

 Na de razernij van de beeldenstorm, waarbij men zich overgaf aan één lange, koortsachtige vernieldrift, begon een periode van opruimen, schoonmaken, kuisen. Onthoofd, aan gruis geslagen, verbrand, alle resten van de eens zo geliefde beeltenissen werden opgeruimd. De kerken werden leeg geveegd, de muren wit gekalkt. 

 


 

Het enige wat nog getuigde van de voorbije tijd waren de nissen in de muur. Onbarmhartig leeg. Overdraaglijk leeg.



Een opppervlakte blijft nooit lang leeg. Een lege nis niet ongevuld. 




Foto's: A.B. van der Ploeg en van Aag zelf

zaterdag 4 juni 2022

Toeval

 Goed, ik nam twee boeken mee uit de bibliotheek. Tamelijk willekeurig gekozen. 

De eerste titel 'Omstandigheden' is van Koos van Zomeren. 


 


Prachtig boek, zoals altijd mooie zinnen, die je allemaal wel met een potloodje zou willen onderstrepen.


Als tweede pakte ik De acht bergen van Paolo Cognetti. Puur alleen omdat ik hem al tijden voorbij zie komen in rijtjes; proberen maar, dacht ik.



Ik begon in Omstandigheden, en las vervolgens op pagina 128 dit:


Hoe is dat? Het gebeurt trouwens steeds vaker, als schrijvers over boeken schrijven, dat ik ze dan heb gelezen of in ieder geval geprobeerd. Dat gevoel van herkenning dat je dan ervaart, is een soort van thuiskomen. Even behoor je tot dezelfde familie. Of, gezien de ontlezing, dezelfde sekte, het is maar hoe je het bekijkt.


zondag 24 april 2022

Ik, een peperkorrel

Op een ochtend meldde ik me in het Universitair Medisch Centrum, voor een door de endocrinoloog aanbevolen onderzoek. Man was bij me, om me na afloop weer veilig naar huis te kunnen loodsen.We werden ontvangen door verpleegkundige H., die tijdens het hele onderzoek aan mijn zijde zou blijven.

In een kleine zaal stonden zo'n tien stoelen, van die grote, waarin je meer ligt dan zit, met allerlei apparatuur eromheen en overal snoeren en kastjes die ziekenhuisgeluiden maakten. De laatste stoel aan de rechterkant was voor mij. Het onderzoek zou als volgt verlopen: ik kreeg een middel (doorslikken aub) dat mijn bloeddruk krachtig zou doen dalen. Om de paar minuten zou H. wat bloed bij me afnemen. Na enige tijd zou het middel uitgewerkt zijn, mijn bloeddruk zou weer stijgen en dan mocht ik weer naar huis.

Ik werd aan apparaten gekoppeld, er werd een lijn ingebracht in mijn rechterarm en het feest kon beginnen. Het duurde enige tijd voor mijn standaard te hoge druk begon te dalen en ik keek wat rond. Tegenover mij kreeg iemand een chemokuur, ik peinsde wat over doodgaan, we babbelden wat. 

Na een poosje begon de druk te dalen, ik voelde me moe worden. Ik herkende de verschijnselen van een vorige keer, toen een AIO mij een vergelijkbaar middel had gegeven. Een gevoel van vervreemding, van onthechting aan je omgeving. Ik kreeg de behoefte mijn ogen te sluiten, een beetje weg te dromen. H. kletste wat met man; om de zoveel minuten pakte ze mijn arm, nam wat bloed af. Alles ging goed.

Mijn bloeddruk daalde en daalde. En toen, opeens, kwam het zwart. Als ik mijn ogen dicht deed lokte er iets. Er was iets dat ik als "ergens anders" ervoer. Er ontstond als het ware een keuze. Ik kon mijn ogen min of meer open houden, er "bij" blijven, of ik kon verder gaan, me naar die andere plek laten voeren. Het trok aan me, het was zo verleidelijk, maar ik had het gevoel dat het niet zonder risico was. Het was er donker, warm en ik werd nieuwsgierig. Misschien was dit wel waar je soms over hoorde, waarover ik gelezen had. En nu kon ik er achter komen wat het was.

Wat te doen? Ik dacht na. Ik lag midden in een ziekenhuis, de beste plek voor zo'n experiment. Als er iets mis zou lopen, zouden er vast alarmen afgaan in de apparaten die mij in de gaten hielden. H. stond naast mij, ze zou me na hooguit twee minuten weer vastpakken, ik zou haar hand voelen en dat zou me wel weer "terughalen" en indien niet, dan zou ze wel merken dat er iets niet goed was.

Ik wachtte tot ze weer wat bloed had afgenomen en liet toen los. Alles om me heen verdween. Ik hoorde de stemmen van H. en man en daarna hoorde ik niets meer. Ik voelde niets, geen lichaam, helemaal niets. Er was alleen het diepste zwart dat ik ooit gezien had en er was warmte. Het was heerlijk. Maar toen merkte ik toch iets, een kleine aanwezigheid, ergens midden in mijn schedel. Wat was dat? 

"Dat is mijn "Ik", dacht ik. Mijn laatste restje bewustzijn. "Dag Ik". Mijn Ik zei niets terug. Ik probeerde die Ik te onderzoeken, zelfonderzoek, maar het lukte niet. Er was te weinig van mij om dat te kunnen doen.

Een kleine Ik. Als een rond, zwart peperkorreltje in mijn brein.

Ik.

Niets

Zelfs geen ik om dat Niets op te merken.

Wat was er het eerst? Het geluid van mijn omgeving of het gevoel? Ervaren dat je een lichaam hebt?  De hand van H. op mijn arm?

Ik deed mijn ogen open. Hoe lang was ik weggeweest? Kort, heel kort waarschijnlijk. Man noch H. hadden ook maar iets gemerkt.

Ik keek op de bloeddrukmeter: 77/35. "Het is nu wel heel laag" zei ik tegen H. Mijn stem klonk nog een beetje raar, als van verder weg, of alsof ik nog niet helemaal terug in mijn lichaam was.

H. keek: "Ja, maar het komt wel goed, hoor. We zien het nog even aan. En daar komt de dokter". Ik hoorde de opluchting in haar stem.

De endocrinoloog werkte zich door het zaaltje, keek hier en daar en kwam eindelijk bij mijn stoel. We praatten wat en toen bleek dat hij me voor iemand anders hield (Patiëntenverwisseling, geen beste beurt, leek me).

H. zei "Mevrouw werd wat ongerust, de bloeddruk is wel erg laag"

Hij wierp een blik op me, zei dat alles goed ging: "Mevrouw is goed bij" en ging weer weg.

"God man, je moest eens weten", dacht ik. Op mijn mentale beoordelingsformulier stond al: 'Vrouwonvriendelijk, slechte bedside manners, kort lontje'. Mijn eindoordeel was nu klaar en helder: niet geschikt. Mocht ik nog verder onderzoek nodig hebben, dan moest ik op zoek naar een andere endocrinoloog.

Vanaf dat moment begon mijn bloeddruk weer te stijgen. Na een poosje kreeg ik een boterham en thee en toen wilde ik wel weer naar huis. Wankel en wel schuifelde ik naar de auto. 

De ervaring had een diepe indruk op me gemaakt. Ik was (en ben nog steeds) blij dat ik het had meegemaakt.

In de dagen erna merkte ik dat ik me dat laatste stukje zelfbewustzijn herinnerde als iets van licht, als een kleine briljant in verder inktzwarte duisternis. Wat een onzin! Hoe kwam ik daar nu weer bij? Het meest waarschijnlijke was dat mijn brein dit zo geconstrueerd had; dat gebeurt met zaken die je hersenen niet goed kunnen plaatsen, ze vullen op en aan en interpreteren een eind weg. (Daarom zijn getuigenverklaringen niet 100% betrouwbaar). Het was hoe dan ook niet waar, er was geen licht, niet in mijn hoofd en niet aan het eind van een tunnel. Punt.

Ooit ging het andersom. Was ik een zich vermeerderend klompje cellen, waarin zich gebiedjes vormden, een clustertje waarin een pulsje ontstond, dat uiteindelijk een hartje zou worden genoemd. Het kreeg vorm, met iets dat armpjes werden en beentjes, een hoofdje. Verbindinkjes tussen die gebiedjes, synapsen en neuronen en verder en verder. Een peperkorreltje.

Niets.

Ik.


Ik doe niet aan God, maar ik accepteer het mysterie en omarm het wonder. Bij deze.

maandag 28 maart 2022

Winst en verlies. Pas op: scènes met huiselijk geweld

WAARSCHUWING: DIT STUK GAAT OVER HUISELIJK GEWELD. HET KAN DUS EEN TRIGGER ZIJN. BEN JE DAAR GEVOELIG VOOR, LEES HET DAN AJB NIET. PAS OP JEZELF.

 

 

Het punt was, het feit was, waar het altijd weer op neer kwam.

Doorzetten nu.

Aan het eind van de dag kwam altijd het moment waarop ze weer naar huis moest.

Het laatste stuk met de fiets. De onhandig grote, groengeverfde garagedeur. Fiets zorgvuldig in het rek zetten, stuur niet laten inhaken met de andere fietsen. Deur sluiten, vergrendelen.

Bijkeuken door, de hal in, jas ophangen.

Aan de stilte kon ze horen hoe de stemming was.

Moeder is verdrietig, vader is boos. Maar deze keer was haar vader razend. Geschreeuw, gescheld, verwijten. En toe kwam hij op haar af. 

Er stond een stoel, een zogenaamde televisiestoel, met donkerbruine rib bekleed, een Berend Boudewijn stoel. Ze zorgde er zorgvuldig voor dat die stoel tussen haar en haar vader bleef. Deed hij een stap naar rechts, dan deed zij een stap naar links. Heen en weer schoven ze. Ze zag het als van een afstand. Zo belachelijk leek het haar, slapstick.

Zo moe was ze opeens, al dat schreeuwen, het eeuwige falen, doodmoe. "Alles, als het maar stopt".

Ze stapte niet meer opzij toen hij een nieuwe poging deed. In plaats daarvan stapte ze naar voren. 

Hij greep haar bij haar hals, een jonge, slanke meisjeshals. Hij legde zijn vingers er omheen.

Ze weerde hem niet af, ze kromp niet ineen. Ze rechtte haar rug en keek hem strak aan. "Toe dan", dacht ze. "Doe het". Ze hoorde haar moeder angstig de voornaam van haar vader roepen. Even was het heel stil. Er gebeurde niets.

Toen liet hij haar los, zijn armen zakten naar beneden, zijn handen werkloos langs het lichaam. 

"Tja", zei hij zacht. En toen: "Ga maar naar boven".

Dus dat deed ze. Op haar kamer kleedde ze zich uit en kroop in bed. Haar hoofd suisde van alles wat er die dag gebeurd was, de niet te rijmen werkelijkheden van samen zijn en je geliefd te weten en de ellende die thuis heette te zijn.

De volgende ochtend gewoon opstaan, gewoon naar de trein, gewoon naar school. Er werd nergens over gepraat. Niets te zien hier, niets gebeurd, loopt u maar door.

Dat een vader zijn kind wil wurgen, al is het in drift, is erg. Dat je je kind zover weet te krijgen dat het zich daar vrijwillig aan overgeeft is erger. Geen discussie over mogelijk.

Maar er was ook iets anders, dat voelde ze al toen ze nog maar pas in bed lag. Ze was de confrontatie aangegaan. Ze dacht zich over te geven, hij was degene geweest die wegliep. Zij was de sterkste. Hij zou haar niet meer raken, ze kon hem aan.

Dit had ze er van geleerd. Later, veel later, als het leven moeilijk was en tijdens de vele sessies bij de psychiater, riep ze in zichzelf: "Kijk het beest in de ogen". En door...

Het was het laatste taboe. Zo sterk is de loyaliteit aan ouders, je hangt de vuile was niet buiten. De kras op haar ziel zat daar, woekerde, zweerde. 

Genoeg.  

Licht en lucht. Dit is wat er gebeurde. Ze gooit het naar buiten, op straat. Niet meer haar probleem, weg ermee. 

Nu nog leren ""ik" te zeggen in plaats van "zij".  Kleine stapjes.




zondag 20 maart 2022

Week 11

Oorlog. Afgrijselijk, en het is moeilijk om niet meegezogen te worden in een spiraal van slecht nieuws, gruwelijke beelden en nog meer slecht nieuws. Schuldig voelen omdat je geniet van rust en mooi weer en fijne dagen, terwijl elders enzovoort.

Niemand is er mee geholpen als je jezelf verdrinkt in afschuw en medelijden. Hup, vooruit, doe iets! Geef geld, geef aandacht en zorg ook een beetje voor jezelf.

Week 11, en we hebben, naast het werk en andere beslommeringen, best veel gedaan.

We gingen naar Assen, om nu eindelijk de bloeiende krokussen op Overcingel van dichtbij te bekijken. Dat stond al zo'n 40 jaar op het verlanglijstje.



 

Je koopt een toegangskaartje aan de overkant, voor de uitzinnige prijs van 1 euro voor 1 volwassene met partner.   Landgoed Overcingel Naast de vele bloemen waren er zoveel vogeltjes, uitbundig zingend, tegen het verkeerslawaai in.

Het was prachtig weer, fijn om te fietsen en wandelen.

Winschoten


Sellingen 

Het hoogtepunt was Franeker. Deze keer gingen we stinzenbloemen kijken in de Martenatuin bij het Museum Martena. De tuin is vrij toegankelijk.

https://www.martenatuin.nl/  en Museum



Franeker is verder ook zo mooi, we zien elke keer wat nieuws.


 

En natuurlijk De Oortwolk, dat is een verplicht nummer.    Oortwolk

 

 

Verder las ik deze week dit boek uit:


Het kostte even moeite om er in te komen, maar uiteindelijk was het wel vermakelijk. 

En tot slot heb ik vandaag gezaaid: spinazie, sla, radijs. Goudsbloemen ook. Ik heb 't al eens eerder gezegd, bij een andere gelegenheid, zie het als een teken van verzet. Plant een boom, zaai bloemen. Geef leven.


















donderdag 10 maart 2022

Hoe het begon.

Laat ik het over liefde hebben. Zoveel ellende en duisternis, er moet iets tegenover staan. Eng is het wel. In liefde zijn we het meest kwetsbaar. Wees dapper.

Dit is een verhaal over de aanvang van een kleine geschiedenis. Elk mensenleven is tenslotte niet meer dan een microscopisch klein stipje, een duizendste van een tel in het grote geheel van het universum.

Er is een inleiding, en dan is er een begin en dan gaat het verder. 

De inleiding was de eerste tijd op de middelbare school in de stad, een treinreis van acht minuten van mijn dorp verwijderd. De school was een scholengemeenschap, een relatief nieuw verschijnsel. Samen met honderden andere leerlingen bewoog ik me dagelijks door de gangen en het trappenhuis. Velen spraken hun zorg uit over de anonimiteit van deze "leerfabrieken", maar ik vond het heerlijk. Eindelijk ontsnapt aan de drukkende sociale controle in mijn dorp. 

Thuis ging het niet goed, mijn leerprestaties holden achteruit, ik was voornamelijk bezig met overleven. De pauzes waren rustpunten. Ik kon urenlang kijken naar al de verschillende leerlingen, de groepjes die ze vormden, de kleine territoria die ze bezetten: bij de koffiebalie, rond het apparaat met chocolademelk en koffie, naast de deur naar de administratie...

Sommige gezichten in de aula waren herkenningspunten in een bewegend landschap, net zoals de treinreis was verdeeld in onderdelen: het bos met de Rhododendrons, de heuvel waar in het voorjaar zoveel narcissen bloeiden, het tolhuis.


 

Op een dag viel mijn oog op een jongen die met vrienden zat te kaarten. Donker haar tot op de schouders, geprononceerde mond, lange hals, uitstekende adamsappel. Hij had iets van een bekende zanger, vond ik. Maar het opvallendste vond ik zijn ogen. Ik was naar een expositie over Pompeii geweest, en zijn gezicht had één van de vele fresco's kunnen zijn. Ik voegde hem in gedachten toe aan mijn verzameling. Vreemd genoeg zag ik hem nooit in de gangen lopen. Zijn schooltas was opvallend klein en leeg. Hij bleef zelden over. Vaak vroeg ik me af, wat er nou zo bijzonder aan hem was. Wat was het, dat je aantrok in iemand? 

De aula was een grote, rechthoekige ruimte, die parallel liep aan de hal. Aan een korte zijde was het toneel dat je kon bereiken middels een trap met vier houten treden. De grote velours gordijnen waren meestal gesloten. Het groepje, waartoe ik behoorde, bestond uit zo'n acht meiden. Elke pauze namen we plaats op de treden van dat trapje en wat stoelen.

Zo gebeurde het op een dag dat ik de gordijnen zag bewegen en er iemand tevoorschijn kwam. Ik zat op een stoel en had prima zicht op het tafereel: mijn inwoner van Pompeii liep niets vermoedend op de trap af. Ik zag hem stoppen, fronsen. "Ga daar eens weg", zei hij. Zelfs de meest zachtzinnige onder ons lachte hem hartelijk uit.

"Jullie mogen daar niet eens zitten" probeerde hij toen. Ook dat had totaal geen effect. Hij keek nog eens, haalde zijn schouders op, liep een paar passen naar links. Hij zette zijn hand op de rand van het toneel en sprong er af. Vlakbij stond hij, en ik zag dat hij glimlachte. Niet boos, niet geërgerd, eerder licht geamuseerd en verder onverstoorbaar.

Zo begon het. 

Sindsdien keek ik elke dag uit of ik hem zag. Nooit keek hij terug, of naar ons groepje. We bestonden niet. Ik bestond niet. 

Het werd zomer, de vakantie brak aan. Ik ging met een vriendin kamperen, zorgvuldig gepland, zodat ik niet thuis zou zijn als mijn rapport aankwam, met de mededeling dat ik bleef zitten. 

De eerste dagen na de vakantie was de aula een soort van hel. Het lawaai van al die stemmen was oorverdovend. Na een dag of drie was ik weer gewend, en leek het alsof de zomervakantie weken geleden was. Ik keek uit naar mijn jongen uit Pompeii. Ik zag hem niet. Misschien was hij nog niet begonnen? Misschien was hij ziek? Na nog een paar dagen begon ik systematisch de aula te scannen. Ik liep zoekend door de gangen. Ik keek in de garderobe, de theetent, liep naar de MAVO afdeling en keek daar. Ik zocht. Ik vroeg het aan anderen, maar niemand wist wie ik bedoelde, niemand kende hem. Hij was weg. Uiteindelijk bedacht ik, dat hij waarschijnlijk was verhuisd. Ik wist zijn naam niet, ik wist niet waar hij was. Ik was hem kwijt. 

Nieuwe leraren voor dezelfde vakken, en ik kreeg door wat er van me werd verwacht. School werd een toevluchtsoord. Thuis ging het slecht, maar op school was er sport, en waren er leraren die aardige dingen zeiden over mijn werk.

Vanaf de vijfde was ik af van de vakken die ik niet wilde en waar ik geen aanleg voor had, en ik had plezier in de vakken die ik had gekozen. Het eindexamen kwam in zicht. Ik was vol vertrouwen, dit was iets wat ik kon. Thuis mocht ik eindelijk zoveel lezen als ik wou, ik zei dat het "voor de lijst" was, voor school. En ik had inmiddels een vriendje, die studeerde en op kamers zat, maar de meeste weekenden overkwam. 

Volleybal en softbal waren dé sporten op mijn school. Er was een plaatselijke volleybalvereniging waar veel klasgenoten en leerkrachten lid van waren. Mijn vriendje was dat ook, tot hij verhuisde. Regelmatig had hij het over een clubgenoot, waar hij op gesteld was, maar die op de andere scholengemeenschap zat. Op een middag zaten we op de tribune naar een wedstrijd te kijken, toen vriendje opeens verrast uitriep: daar is hij! Ik keek op en herkende hem direct. Hij mij niet, natuurlijk niet. Ik keek toe, hoe ze praatten en lachten en toen ging hij weer weg. 

In november was een klasgenoot van mij jarig, er was een feestje. Ik mocht er heen en daar was hij. Ik zat achter in de woonkamer, hij hing rond in het voorste deel. Ik keek. Ik dacht. Ik durfde niet, maar vroeg me af, hoe ik me zou voelen, als ik hem weer uit het oog zou verliezen. "Nu of nooit" zei ik tegen mezelf, liep naar hem toe en begon een gesprek. Alles wou ik weten, zijn naam en waar hij woonde en wat hij deed. Het ging zo moeizaam, ik weet niet wat hij dacht, maar ik zette door. Een half uur later stonden we samen in de keuken pannenkoeken te bakken voor de rest van het gezelschap. Ik was zo blij.

Een kennis woonde op kamers in een oud huis bij de melkfabriek. Het werd een gewoonte om daar op zaterdagavond bij elkaar te komen. Kletsen, TV kijken, chips en drank. Chillen avant la lettre. Op een avond dook hij op, we praatten. De week daarna weer. We bleken interesses te delen: lezen, (kunst)geschiedenis, en meer. We praatten en praatten, de hele winter lang.

Op een dag kwam ik voor de schoolpauze naar beneden, en daar zat hij, als vanouds, te kaarten. Nu kende ik wel de jongens met wie hij praatte. Nu zag hij me wel. 

Het werd voorjaar, een prachtig voorjaar, met zachte dagen vol zon. In de pauzes stroomden de leerlingen naar buiten, om plaats te nemen op de grasvelden langs de vijvers aan de overkant van de straat. 

Ik kwam naar beneden voor de pauze en hij zat op de koffiebalie te kletsen met de concierge. Ik liep naar hem toe, hij sprong op de grond. We liepen naar buiten en zochten een plekje op het gras. We praatten, en zwegen. 

 


 

Hij wachtte me op, elke dag. We zaten in het gras. Dan pelde hij een sinaasappel, en gaf me de stukjes, één voor één. Soms vroeg ik, of hij niet naar school moest, of hij zelf geen sinaasappel wou. Dan haalde hij zijn schouders op.

Als het regende zaten we in de aula, ik praatte met mijn vriendinnen en vrienden, las een boek, hij kaartte.

Mijn vrienden werden ongerust. Ze vroegen of mijn vriendje dit alles wel wist en wat hij er van vond. Ik zei dat hij het wist en vroeg hen wat hun bezwaar was. We deden niets. We praatten alleen maar. Ze wisten niet wat te zeggen.

Het werd mei. Na de pauze hadden we gym. Ik rende het sportveld op. De jongens waren al aan het voetballen op het eerste veld. Ik zag dat hij meedeed, rennend, lopend, spelend. De leraar vond het best, die kende hem, een clubgenoot.

Wat deden wij (op het tweede veld)? Softbal, denk ik. Iedereen keek me aan, alsof ze een verklaring van me verwachtten. De lerares maakte een opmerking tegen me. Wat moest ik zeggen? Ik had hem niet gevraagd daar te zijn. Nu denk ik, dat ik ongelooflijk liep te stralen. Dat iedereen zag, wat ik zelf eigenlijk wel wist.

De lucht was zo ontzettend blauw, het gras was nooit groener als toen. Ik hoorde de jongens roepen en lachen, het geluid van de bal die vol geraakt werd. Ik hoefde niet te kijken, ik wist dat hij er was en dat was genoeg. Alles was goed. 

In juni hebben we voor het eerst gezoend. Ik weet de datum, ik weet de plaats. Eindeloze kussen. Dat onbegrijpelijke werkwoord houden van. Het ontsnapte, het kon niet meer onuitgesproken worden.

Hij haalde me weg uit dat huis. Hij heeft me gered. 

Het leven was niet altijd aardig. Er was geldgebrek, narigheid en ziekte. Maar nu we ouder worden lijkt dat allemaal ruis. Wat blijft, is waar het mee begon. Er zal nooit een einde aan komen.





zondag 16 januari 2022

Een boeken-adventkalender

Twee jaar geleden las ik voor het eerst de tweets van ene Claire (@thechesilbeach) die een boeken-adventkalender van haar man had gekregen. Het thema was Backlisted.fm, de podcast die volgens eigen zeggen "leven geeft aan oude boeken".

 https://www.backlisted.fm/




De kerst daarop, die van 2020, was het weer raak: ze kreeg opnieuw stapels boeken. Ik had mijn goede voornemen voor het nieuwe jaar te pakken. Ik zou zelf een adventkalender samenstellen, en daartoe in de komende maanden boeken kopen op www.boekwinkeltjes.nl, in antiquariaten en kringloopwinkels. 

Toen kwam COVID. Ik ben nogal kwetsbaar. Hoe kun je boeken kopen voor een jaar verder in de tijd, als je geen idee hebt of je er dan nog wel bent? Moeilijk, moeilijk. Het ging maar mondjesmaat.

In de zomer ging het beter, we kwamen af en toe in een winkel, zelfs in een boekenwinkel (heerlijk) en in https://www.bijtijenontij.nl/

We gingen met keurige stapeltjes weer naar buiten.

 


 

Ook zoiets vreemds, in november denk ik altijd dat er nog zeeën van tijd zijn tot de kerstperiode aanbreekt, en dan opeens is het bijna Advent. Ik kocht me gek, hier een boek voor drie euro, daar één voor 4,50. 

Uiteindelijk is het gelukt, min of meer. Eerst had ik er te weinig, en toen één teveel. Ook was er de vraag wanneer je begint met uitpakken (op de eerste Advent Zondag of 1 december?) en wanneer je ophoudt (op de vierde Advent Zondag of op kerstavond?). Nou ja, daarin maakt iedereen maar zijn eigen keus.

Ik had elk boek dat arriveerde meteen ingepakt. Na al die tijd wist ik niet zo goed meer wat waarin zat. Mooi zo. 

Ik vroeg mijn man de pakjes te nummeren en deed ze in de kerstdoos. 

 


Toen begon het.

 

Elke ochtend bij het ontbijt een pakje; de spanning van "wat zit erin?" De verbazing over boeken die ik me echt niet meer herinnerde.

 


Toen het eindelijk kerst werd, was ik bekaf, volledig verzadigd met al die nieuwe aanwinsten. 

Het was zo leuk, dit jaar doe ik het weer.