zaterdag 25 april 2020

Portretten

Ansichtkaarten, ik ben er dol op. Nu ik er npg eens honderden bijgekregen heb kan enige ordening geen kwaad.




De eerste groep: portretten. Dat is mensen kijken in het klein. Portretten zijn als Bach, talloze variaties op een thema.



Zoveel variabelen: ondergrond (hout, steen, kalk, doek, papier, papyrus), materiaal, de kunde van de ambachtsman/kunstenaar, de blik en mensenkennis van de kunstenaar, de mores van de tijd, de mode van de tijd, enzovoort, enzovoort....
Ik kijk naar hen, sommigen kijken terug. Wie zijn die mensen? Wat deden ze, wat dachten ze? Hoe gingen ze om met ziekte en tegenslag?
Ik vind er ook bemoediging in. Hoeveel hebben al die mensen niet meegemaakt? En kijk, we zijn er nog steeds, als soort.



Ik begin gewoon.


Dit is, voor zover men weet, Agniete van de Rijne. Haar geboortejaar is onbekend, haar sterfjaar was 1563. Agniete is zo te zien in goede doen: goud, parels, brokaat, kant. Er is nogal wat symboliek in het schilderij verweven. Sommige dingen herkennen we nog als zodanig: de druiventros en de klimopbladeren bijvoorbeeld, maar ongetwijfeld zien we veel niet. Verder heb ik nog niets over Agniete zelf gevonden, maar hopelijk komt dat nog wel. Het portret is waarschijnlijk in 1520 geschilderd door Joos van Cleve (1485-1541). Over hem is meer te vinden, om te beginnen op Wikipedia.

Dit portret hangt in Rijksmuseum Twente. Dat is een hartstikke leuk museum met een mooie collectie. Als het straks weer kan, ga er dan vooral eens heen.

website museum

donderdag 9 april 2020

Woord en Beeld: Sibculo




In 1403 stichtte priester Johan Klemme met een groep gelijkgezinden een Gemeenschap van Broeders van het Gemene Leven in het gehucht Sibculo: Groot Galilea.

  

voormalig kloosterrein







In het dorp






Boek: De Moderne Devotie. Spiritualiteit en cultuur vanaf de late Middeleeuwen. Eindredactie: Anna Dlabačová, Rijcklof Hofman



Foto's: van Aag zelf



zondag 5 april 2020

Vriendschap



Mijn oude schoolvriendinnen, zo nu en dan heb ik hier over hen geschreven. Hoe drie grijze gratiën een museum bezoeken, wat eten en vooral veel praten.
We belden afgelopen week met elkaar. En die gesprekken verliepen (voorspelbaar natuurlijk) opvallend eender.
Eerst de melding: we zijn thuis, we zijn nog allemaal gezond, (nog) geen Corona gelukkig. Dan de kinderen, waar ze zijn, hoe het met ze gaat, wat ze doen. Dan de tegenvraag: en bij jullie?
Later bedacht ik dat in brieven uit de oorlog en ook van daarna, aan familie elders, dezelfde vragen en opmerkingen staan: hoe gaat het? Met ons is het goed, met de kinderen gelukkig ook. Daarna de slechte berichten: die en die is ziek, een ander overleden, van een derde geen bericht, maar goed zal het niet zijn. Van de buitenste schil (vage kennissen) gaat de aandacht terug naar de kleinste kern: het eigen gezin.

Ooit waren we rond rennende, springende schoolkinderen. En kijk ons nu eens. Drie oudere vrouwen aan de telefoon. In verschillende tinten grijs. Verrimpelend. Krimpend. Al een beetje kwetsbaar. We kunnen in theorie nog zeker 20 jaar vooruit, maar dat is statistiek. Statistiek ontstaat uit heel veel individuele stipjes op de grafiek. Drie van die stipjes zijn wij. We houden vast. We gaan door.

Telefoon: "Ben je er nog? Hoe gaat het?"




Foto van de kousen: Martin Rung