donderdag 17 januari 2019

Normandische appeltjes

Ze zeggen dat het na donderdag dan toch serieus koud gaat worden. Tijd dus voor een hartverwarmend (na)gerecht. Deze appeltjes maakte ik vorige week; het is een recept dat ik lang geleden (30 jaar of zo) uit de NRC knipte.





Nodig: 4 goudreinetten, 1/2 liter droge cider, 25 gram suiker, 25 gram boter, 2 takjes rozemarijn, 125 ml crème fraîche en 4 eetlepels calvados.

Over voorverwarmen op 200 graden.

Snijd de appels in vieren, verwijder het klokhuis en schil de parten. De klokhuizen en schillen met de cider in een pannetje, rozemarijn en suiker toevoegen en een half uur zachtjes laten trekken met de deksel op de pan. De appelstukjes kun je in een kom met water en een scheut citroen bewaren, dan worden ze niet bruin.
De cider zeven en het vocht  zachtjes laten inkoken. Er staat "tot het vocht stroperig is geworden". Dat werd het bij mij niet, maar na ongeveer een half uur was het wel ingedikt. Dit is dus een kwestie van uitproberen. Roer er dan de boter door, en de crème fraîche door en tot slot de calvados.
Dep de appelparten droog en leg ze stevig tegen elkaar aan in een beboterde, lage vorm. Giet de saus over de parten en bak gedurende plm. 20 minuten tot goudbruin.

Een kletskopje erbij of knapperig wafeltje kan geen kwaad.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten